230
13 MEI 1964.
voor het verkeer open te stellen.
Om het publiek zoveel mogelijk van dienst te zijn is extra politie
toezicht in het centrum aanwezig.
De verplaatsing van de markt naar de Markendaalseweg op dinsdag,
14 april jl. was niet mogelijk in verband met de grote behoefte aan
parkeermogelijkheid in dat stadsgedeelte door de werkzaamheden
aan de Haven.
3. WIJZIGING VERORDENING HEFFING SCHOOLGELD CURSUS
MODERNE BEDRIJFSADMINISTRATIE.
4. ONGEGRONDVERKLARING BEROEP J.G.M. DE BOER.
5. ONBEWOONBAARVERKLARING DIVERSE WONINGEN.
Overeenkomstig deze voorstellen wordt besloten.
6. OVEREENKOMST MET NEDERLANDSCHE SPOORWEGEN INZA
KE "HOOGSPOOR".
De heer BROEDERS heeft bij het doorkijken der agenda het ge
voel gekregen dat door het college een bepaalde politiekwordt ge
volgd. In de vorige raadsvergadering waren niet veel zware punten,
laat nu maar een agenda komen waar al die zware punten ineens
zijn opgenomen.
De VOORZITTER veronderstelt dat de heer Broeders wel beter
weet.
De heer BROEDERS zegt dat hij er niet zo goed in thuis is.
Op het voorstel zelf ingaande stelt hij dat de noodzaak van hoog-
spoorwerken in Breda, zoals die worden voorgesteld, door iedereen
en ook door spreker's fractie worden erkend. De harmonische ont
wikkeling van de stad, die door de spoorlijn wordt doorsneden is
noodzakelijk. Gezien de ontwikkeling aan de noordelijke kant van
de spoorlijn acht spreker het in het voorstel juist geformuleerd als
daar staat dat een goede en niet gestoorde communicatie tussen de
beide stadsdelen voor een goede ontwikkeling van de stad noodza
kelijk is. Bovendien is gesteld dat de industriële ontwikkeling in
het noordelijk gebied bij de huidige situatie niet het best tot haar
recht kan komen. Daarvoor is het nodig dat gekomen wordt tot
voorzieningen op het terrein van het hoogspoor. Dit houdt in dat
met het principe van het voorstel volledig wordt ingestemd. Dit
geldt echter niet ten aanzien van alle onderdelen. Ook in de frac
tievergadering is uitvoerig stilgestaan bij de kostenverdeling, men
was er niet zo heel enthousiast over.
Als niet-deskundigen had men de indruk dat van de zijde van de
spoorwegen keihard wordt onderhandeld. Deze hebben zich, naar
dezerzijds gevoelen, op het standpunt gesteld dat Breda het hoog
spoor nodig heeft voor de ontwikkeling van de stad en dat ze dan
daarom de kosten ook maar moeten betalen.
De bijdragen, zoals spreker die ziet, zijn voornamelijk gebaseerd
op het nieuwe station met aanhorigheden, op de vernieuwingen en