235 13 MEI 1964. Hierbij wenst hij het college de nodige wijsheid en sterkte toe. In het geheel genomen is spreker het dus met het voorstel eens. Hij hoopt echter dat het college nog aandacht wil besteden aan de door hem gemaakte opmerking. De heer MELZER heeft, hoewel hij de noodzaak van het hoog- spoorplan onderschrijft, tegen het plan als zodanig nogwel bezwa ren. Hij ziet het als een halve oplossing. Hij meent dat als een dergelijk plan dat inde miljoenen loopt wordt aangepakt, getracht moet worden een oplossing voor jaren te krijgen, en deze oplos sing ziet hij niet goed. In het verleden is er ook al op gewezen dat de stad zich in noordelijke richting uitbreidt. Er is nog een agenda punt over de Haagsche Beemden. Tussen dat gebied en Prinsenbeek liggen ongeveer een viertal gelijkvloerse spoorwegkruisingen. Nu weet hij wel dat de ontwikkeling snel gaat en bij de eerste onder handelingen over het hoogspoor is hier waarschijnlijk niet aan ge dacht maar naar zijn mening mogen dit soort dingen wel in de be schouwingen worden opgenomen. Hier wordt eenenorm plan uitge voerd en na 20jaarwordt misschienwel gezegd,wat is er nu eigen lijk gedaan en was het niet veel beter geweest als een echt hoog spoor was gemaakt en niet een half, want zo ziet hij de thans voor liggende plannen. Over de financiële consequenties heeft spreker bij de algemene beschouwing van de begroting al het een en ander gezegd en hij wil het hier nogmaals onderstrepen dat deze kostbare voorzieningen hoofdzakelijk ten behoeve van het gemotoriseerde verkeer worden getroffen. Het is niet zo dat de gemeente daaruit een bron van inkomsten heeft. Dat is het rijk en wanneer de ge meente voor verbeterde verbindingen zorgt en - wij zien inde toe lichting welke besparingen dit oplevert daarbij gezien de steile progressie van de belastingen - komt het economisch voordeel van het minder wachten voor een belangrijke portie bij het Rijk terecht. Daarom meent spreker beslist te kunnen zeggen dat Den Haag wel behoorlijk in zijn geldbuidel zal dienen te tasten. De heerQUADEKKER kan zich bij veel van het besprokene aan sluiten en de noodzaak van een hoogspoor onderschrijven. Niet een half hoogspoor - dat behoeft hij verder niet te benadrukken - en wanneer hij de getallen leest van 40 tot 60 miljoen in 1970, veroorzaakt door het minder wachten, dan komt hij helemaal in het straatje van deheerMelzer terecht. Ieder profiteert hier enorm van. Over de financiering maakt ook spreker zich zorgen. Niet zo heel lang geleden is in een lange bespreking gezegd dat de rioolleiding naar de Moerdijk uit het investeringsplan wordt gehaald. Voor die X miljoen wordt wel iets gevonden. Nu wordt aangenomen dat voor deze 26 miljoen weer iets wordt gevonden. Hij is echter doodsbe nauwd dat er straks in de krant komt te staan dat de gemeente Breda failliet is. Dan kan Breda er niets meer uithalen en kan uit Breda ook niets meer worden gehaald.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 235