13 MEI 1964.
238
Men is verder nogal ingegaan op de dekking van de 26 miljoen.
Spreker meent de raad gerust te kunnen stellen in die zin dat van
daag een besluit wordt genomen waarmee niet verder wordt ge
sprongen dan dat de polsstok reikt, er wordt immers besloten met
de Nederlandsche Spoorwegen een contract aan te gaan, waarbij
voor kostendekking 10 miljoen uit het investeringsplan wordt ge
nomen. Hiervoor is capaciteit aanwezig. Voor 26 miljoen moet
van de zijde van het Rijk komen. Dit raadsbesluit moet door ge
deputeerde staten worden goedgekeurd en deze zijn belast met het
toezicht op het financieel beleid van de gemeentebesturen en zij
zullen ongetwijfeld beamen.dat de dekking voor die 10 miljoen er
is en zich afvragen waar die 26 miljoen van het rijk zijn. Spreker
kan zich nauwelijk voorstellen dat gedeputeerde staten zonder
meer en zonder enig overleg op departementaal niveau bereid zou
den zijn dit voorstel goed te keuren, omdat zij dan in hun functie
ten opzichte van het financiële beleid tekort zouden schieten. Als
de 26 miljoen niet van het rijk zouden komen en als uit het over
leg met gedeputeerde staten en het departement zou blijken dat
die 10 miljoen uit de Bredase pot onvoldoende zijn, dat dus door
Breda mee zou moeten worden bijgedragen, dan zal het college
weer in overleg met de raad moeten treden en eventueel met een
gewijzigd voorstel komen.
Als vandaag het voorstel wordt aangenomen wordt niet meer risi
co genomen dan redelijk mag heten.
Een ander punt wat de aandacht heeft gehad is het Stationsplein.
Spreker kan zich dit best voorstellen, in een ander milieu heeft
hij zich daar een hele morgen mee bezig gehouden. Inderdaad
zijn het Stationsplein en het stationsgebouw voor het aanzien van
de stad wel van enige betekenis. Toch zal men er zich bijdevorm-
geving en de beoordeling van het gebouw zelf van bewust moeten
zijn dat de spoorwegen echt geen behoefte meer hebben aan zeer
pompeuse, architectonisch misschien zeer aanvaardbare, projec
ten maar dat het hun in de eerste plaats gaat om bedrijfsruimten
waar men de handelingen die op een station moeten gebeuren op
de meest efficiënte wijze kan verrichten. En alles wat Breda als
stad in dit overleg naar de kant van de spoorwegen naar voren zal
brengen met betrekking tot eisen van welstand en vormgeving zal
van die kant mogelijk worden beantwoord met de vraag hoeveel
dit extra kost. Spreker wil daarom op voorhand zeggen dat de ge
meente zal proberen bij het bepalen van de uiteindelijke vorm en
gestalte er bijzonder nauw bijbetrokken te blijven. Indeafdelings-
vergadering heeft hij al gezegd dat dit overleg zich niet alleen
moet beperken tot het college en de spoorwegen maar ook als daar
gelegenheid voor is dit overleg tot de raad uit te breiden. Zeker
zal dit gebeuren tot de afdeling openbare werken, omdat het col
lege uiteraard graag het oordeel van de raad heeft voordat het zich
ten aanzien van de spoorwegen vastlegt.
Dit waren de vier hoofdpunten die naar voren zijn gebracht.
Ingaande op de andere naar voren gebrachte vragen gaat spreker