15 JANUARI 1964, -23- 5. TREFFEN VAN VOORZIENINGEN IN VERBAND MET WATER OVERLAST IN ETAGEWONINGEN HEUVELKWARTIER. De heerKOERTSHUIS heeft met belangstelling kennisgenomen van het voorstel. Met de totaliteit ervan is hij het niet eens. Tegen de uitvoering van de voorgestelde voorzieningen heeft hij uiteraard geen bezwaar hoe eerder wordt begonnen hoe beter. Zijn bezwaren gaan in hoofd zaak uit tegen verschillende onderdelen van dit voorstel. Inder tijd zijn die huizen gebouwd volgens de toenmalige bekende ge gevens en begrippen, nu is er wateroverlast in de kelders welke wordt veroorzaakt door de huisriolering. In het voorstel wordt er gens het woord "ongerief" gebruikt. Naar sprekers mening is er geen sprake van een ongerief, maar van een gebrek, een gebrek dat later is ontstaan. Hij meent dat op grond van de bepalingen van de wet de verhuurder de plicht heeft gebreken te herstellen, vooral wanneer gebleken is dat die gebreken niet voortvloeien uit een minder goed gebruik door de verhuurder. In het voorstel wordt ergens gesteld dat de opheffing van deze ge breken verhoging van hetwoongerief betekent,Natuurlijk kanmen daarover van mening verschillen; spreker vindt het twijfelachtig of dit een kwestie is van woningverbetering en heeft dan ook een stil vermoeden dat deze term is gebruikt om te komen tot de mo tivering van een huurverhoging. De gemeente verkeert als verhuurder naar spreker's mening ineen gewone normale rechtspositie zoals dit ook bij particulieren zou zijn. Als een particulier met deze kwestie zat zou deze misschien wel van gemeentewege, via de bouw poli tie, met zijn neus op zijn verplichting tot zorgen voor verbetering, worden gedrukt. De huurders moeten niet op hoeven draaien voor de kosten. Men kan nu stellen dat wanneer indertijd een andere constructie zou zijn toegepast dit kostenvermeerderend zou hebben gewerkt. Dit zou echter zeer miniem zijn geweest. De huurprijs bij dit soort woningen wordt bepaald naar een exploi tatie-opzet, welke als basis de kosten heeft. De minister moet uiteindelijk de huur voor dit soort woningen vaststellen en de iets hogere huurprijs zou dan zeer miniem zijn geweest. Spreker vindt daarom de motivering de kosten op de huurders te verhalen niet juist. Zeker vindt hij de redactie van het voorstel minder geluk kig wanneer wordt gesteld dat het niet aangaat de volledige kos ten uit de reserve te putten, omdat deze dan nagenoeg geheel zou zijn uitgeput. Als een particulier deze huizen had dan werd hem ook niet ge vraagd of hij het kon betalen, maar werd er gezegd dat hij maar moest zorgen dat het in orde kwam. En zo is het ook ten aanzien van de gemeente. Ten aanzien van de overgelegde kostenraming wil spreker nog een paar opmerkingen maken. De kosten van openbare werken bedra gen voor de pompinstallatie 5000, -, welke men in 20 jaar wil

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 23