239
13 MEI 1964.
in op hetgeen de heer Quadekker heeft gezegd inzake de rioolwa
terafvoer, welke uit het investeringsplan was gehaald en die, nu
we weer 26 miljoen hebben, bang is voor een faillissement. De
rioolwaterafvoer Moerdijk is eenheel wat andere zaak, dat is een
kwestie die door een rijkscommissie technisch bijna helemaal rond
is gemaakt. Het hele afvoerwaterprobleem is voor westelijk Noord-
Brabant ineen totaalverband samengevat en in dat kader is de ri-
oolwaterafvoerleiding van Breda naar Moerdijk een nuttig element.
Dit zal zijn oplossing vinden in de vorm van een of ander zuiverings
schap.
Uit het feit dat gedeputeerde staten accepteren dat alle kosten met
betrekking tot die rioolwaterafvoerleiding zonder meer buiten de
/.grote schuif vallen blijkt dat zij er met het college van overtuigd
zijn dat hier te eniger tijdeen nieuw bestuurlijk orgaan voor komt.
Voor wat de 26 miljoen voor het hoogspoor betreft ligt de zaak
toch wel iets anders. Vandaag wordt besloten over de 10 miljoen,
beschikbaar uit Bredase middelen.
De heer Van der Zwan heeft nog iets gezegd over de rentabiliteit
in maatschappelijk opzicht, waarmee spreker het volledig eens
is. Het college hoopt met hem dat er in wordt geslaagd dat an
deren dan de gemeente Breda nog een evenredig deel op tafel zul
len leggen.
De heer Kroon heeft het station een krotwoning genoemd en stelt
dat nu er hoogspoor komt de gemeente 80{°Jo mag betalen en de
spoorwegen zeggen dan hoe het gedaan moet worden. Deels is
spreker het met hem eens, alleen moet de heer Kroon natuurlijk
niet zeggen dat Breda 80{°]o voor het station betaalt.
Dat is wel zo inde opzet van de huidige regeling waarbij de pro
centuele regeling verkozen is boven de regeling per object. Uit
de opstelling zoals die bij de stukken ligt blijkt dat de spoorwegen
zelf het station willen betalen. Breda heeft er zelf op aangedron
gen dat er een procentuele regeling kwam en niet een regeling
per object. Door de spoorwegen is gesteld dat het station, zonder
hoogspoor, misschien over tien jaar aan bod zou zijn gekomen,
waartegenover Breda wilde dat het nu zou worden gebouwd. Dat
betekent een vervroegde investering van tien jaar en ook een ren
teverlies gedurende die tijd. En zoveel procent maal het geïnves
teerde bedrag maakt heel wat uit. Deze redenering sluit als zo
danig ook nog. Men kan er van uitgaan dat de spoorwegen het
stationsgebouw er inderdaad tien jaar zouden laten staan - en wat
dat betreft maakt spreker zich geen illusie als men weet hoelang
dat station er nu al staat - en dan is dit een zakelijke benadering.
De mening van de heer Melzer, die het plan een halve oplossing
noemde, kan spreker wel volgen. Hij is het met hem eens dat er
nogwel meer kruisingsvrije overgangen zullen moeten worden ge
maakt, maar nu is er een afgerond geheel. De nog temaken krui
singsvrije overgangen moeten maar buiten het kader van het hoog
spoor worden gehouden, want een dijk door heel Nederland waar
het spoor over loopt is in maatschappelijk opzicht ook niet zo'n