242 13 MEI 1964. minder naar die arbitrage commissie toelopen. Zo kan spreker echt niet beoordelen of de suggestie van de heer Barij de moeite loont om in de constructie van het contract te worden opgenomen. Hij wil de heer Barij wel toezeggen dat hij met zijn opmerking re kening zal houden en dat hierover nog intern van gedachten zal worden gewisseld. Spreker hoopt dat de heer Barij deze toezegging voldoende is. Voor de opmerking van de heer Melzer inzake het denken in gene raties bij het treffen van voorzieningen heeft spreker wel begrip. Hij gelooft echter dat het onpraktisch zou zijn om op dit moment - nu men nog niet weet hoe het toekomstige gebied zich zal gaan ont wikkelen en welke nieuwe wegen daar eventueel nog geprojecteerd zullen gaan worden die dan op zich genomen ook weer kruisings- vrij gemaakt moeten worden - de zaak weer op te houden en te zeggen nu wordt de zaak weer X jaren vastgehouden tot precies be kend is hoe dat de Haagsche Beemden worden. Naar spreker's me ning moet dit los van het concrete voorstel worden gezien. Te eniger tijd moet daarvoor dus met een nieuw plan worden gekomen. Hierna wordt het voorstel zonder hoofdelijke stemming aange nomen. 7. OVEREENKOMST MET HET RUK INZAKE AANLEG NOORDE- LUKE INVALSWEG. De heer BARU zegt dat in artikel 2 staat "De weg verkrijgt, waar nodig, parallelwegen of vrijliggende rijwielpaden". Hij wil weten of men het er al over eens is en zo ja, waar deze wegen en paden komen en als men het er niet over eens is wie van de par tijen bepaalt waar die wegen en paden komen. Wethouder VERMEULEN zegt dat in de tussen partijen te sluiten overeenkomst deze bepaling is opgenomen. Naar logische redene ring zou spreker zeggen dat dit dan inderdaad een kwestie is van de tijd om uit te maken waar dit nodig is. Dit zou betekenen dat het niet een eenzijdige zaak zou zijn. Anderzijds neemt hij aan dat nu de wegen op dit gebied nog niet allemaal bekend zijn, dat er van de zijde van de gemeente uit een streven is geweest om dit alvast bij rijkswaterstaat vast te leggenvoor het geval dat over eni ge tijdeen beroep gedaan zou kunnen worden op het recht een ne venweg aan te leggen. Nu zou het beter zijn als deze bevoegdheid eenzijdig bij Breda zou liggen, maar spreker kan zich nauwelijks voorstellen dat dit voor het rijk een aanvaardbare zaak zou zijn. Over de gemaakte opmerking wil hij echter nog wel een interne bespreking voeren. De heer BARU hoopt dat de interpretatie van de wethouder juist is want er zijn geen moeilijkheden als dit in overleg is gebeurd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 242