-24-
15 JANUARI 1964.
afschrijven. Waarom is dit geen 30 jaar? Hij vraagt tevens waar
om het in het voorstel genoemde rente-percentage van is ge
nomen, terwijl men voor een 50-jarige annuiïeit voor 82 wonin
gen in "De Geeren" een percentage van 4 heeft genomen. Dit zijn
woningwetwoningen en naar spreker's mening hanteert men toch
altijd een norm van 50 jaar.
Vervolgens is hem opgevallen dat de kosten van de pompinstalla-
tie in totaal gaan drukken op de kostprijs. Hij denkt hier niet al
leen aan stichtingskosten, maar ook aan de controle, onderhoud
en stroomverbruik. Nu kan men misschien wel stellen dat het slechts
een kwestie is van centen, maar het gaat er volgens spreker om
wat recht en billijk is. Hij komt voor zichzelf tot de conclusie dat
de aanvankelijke berekeningvan 70 cent in verhouding tot wat hij
naar voren heeft gebracht, niet juist is. Men zou mischien kun
nen komen tot een huurverhoging, maar dan zeer miniem.
Spreker vraagt zich af of het advies is ingewonnen van de huur
adviescommissie.
Blijkbaar is dit niet gebeurd, anders was het advies wel bij de stuk
ken gevoegd. Hij vraagt of alsnog advies kan worden ingewonnen.
Voor de huurders gaat buiten de huur ook de personele-belasting
omhoog. Dit is maar een bijkomstigheid, doch spreker wil er toch
op wijzen.
Resumerend stelt hij dat het geconstateerde gebrek ten laste van
verhuurder dient te worden hersteld waarbij hoogstens een klein
gedeelte ten laste van de huurders mag worden gebracht.
De heer VIS zegt dat het voorstel inde afdelingvoor openbare
werken aanleiding heeft gegeven tot langdurige discussie, waar
men er eigenlijk niet helemaal is uitgekomen. Algemeen was men
van oordeel dat hier geen sprake was van verhoging van hetwoon-
gerief; dat het ongerief opheffen nog niet betekent "vermeerderen
van woongerief". Op pagina 4 van het voorstel staat ook "in ze
kere zin".
De conclusie die tenslotte in de afdeling is getrokken is dat het
voorstel om te komen tot een huurverhoging onvoldoende gemo
tiveerde is en dat het daarom juist was een en ander nog eens door
de dienst van openbare werken te laten bezien. Spreker zou graag
vernemen tot welke resultaten dit heeft geleid. Zoals het voorstel
hier ligt kan hij er zich niet mee verenigen.
De heer KROON heeft aan hetgeen de heer Vis heeft gezegd,
weinig toe te voegen. Spreker wacht eerst liever het antwoord af
van de wethouder. Inderdaad is er in de afdeling lang over gedis
cussieerd, men is er niet uitgekomen.
De heer MELZER is van mening dat de heer Vis een goede sa
menvatting heeft gegeven van de bezwaren die inde afdeling naar
voren zijn gekomen. Een vraag is er echter opengelaten: of de
wateroverlast kort na de bouw van de woningen is ontstaan door