251 13 MEI 1964. schouwburg opgegaan. Hierin hadden twee vrouwen zitting. Ver volgens vermeldt de brief dat het college zich bij de samenstel ling van de raad voor de beroepskunst door de gedachte heeft laten leiden te kunnen beschikken over een klein en deskundig gezel schap, dat snel van advies kan dienen. Vervolgens wordt betreurd dat het volgens deze opzet niet mogelijk is gebleken tenminste een vrouw in de commissie op te nemen. Waarde kunstraad tevens een overlegmilieu en een toetsingsmogelijkheid met de directie van de Beyerd en de schouwburg kan zijn menen zij dat hier de stem van een vrouw niet mag ontbreken. Onder de kunstraad zal een groot deel van de culturele activiteiten in Breda ressorteren, een aange legenheid, waar ook de vrouw (en wellicht nog meer de moeder) belang bij heeft. Het zal zeer op prijs worden gesteld als het col lege alsnog besluit de kunstraad in de door de vrouwenorganisaties gewenste zin uit te breiden. Aan het in de brief gestelde wil spreekster nog toevoegen dat zij het voorstel zoals het hier ligt, zeer toejuicht en ook zeer effi ciënt vindt. Gezien het amandement van de heer Broeders is het misschien nog mogelijk aan de raad een vrouw toe te voegen. Spreek ster wil geen namen noemen, die zijn er wel doch zij heeft er op het ogenblik geen behoefte aan; als men ze wil hebben zijn ze er. Zij wil nog een praktisch voorstel doen. Zij kan goed volgen dat men geen groot college kan hebben, dat werkt meer naast elkaar dan voor elkaar. Maar misschien is er de mogelijkheid om deze commissie nog te splitsen in een dagelijks bestuur en een algemeen bestuur. En als dezen snel bij elkaar geroepen moeten worden ziet zij als tussenmogelijkheid dat, als een DB-er niet kan vergaderen, er een AB-er in zijn plaats komt. De heer VAN CASTEREN zegt dat zijn voornaamste bezwaar gaat tegen de naam van het in te stellen college. Hij is van me ning dat men met de aanduiding "raad voor de beroepskunst" niet komt waarvoor men hem eigenlijk heeft ingesteld. Beroepskunst is een veel ruimer begrip dan waar het hier om gaat. Ook is spre ker niet erg gelukkig met de afkorting "kunstraad", die is ook weer veel ruimer dan de bedoeling is. Hij zou meer voelen voor een an dere naam doch verkeer in de ongelukkige omstandigheid dat hij er op het ogenblik drie heeft bedacht, waar hij zelf ook niet zo'n goede keus uit zou kunnen maken. Hij wil toch de raad zijn be denksels voorleggen. In eerste instantie heeft hij gedacht aan "ad viescommissie cultuurpresentatie", waar dus inzit dat het gaat om het presenteren van cultuur in de stad. De tweede mogelijk heid zou zijn "adviescommissie culturele programma's" en als laatste "adviescommissie gemeentelijke culturele instellingen". De heer VAN DERWERFF juicht de samenwerking tussen Beyerd en Stadsschouwburg toe. Hij gelooft dat het bijzonder belangrijk is dat hiermede als het ware een eenheid van het culturele leven, die onder leiding van de wethouders aan het groeien is, naar buiten

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 251