13 MEI 1964. 252 wordt gesymboliseerd. Dit zal ook blijken uit de inhoud van de stadsagenda, waar deze kunstraad zich ongetwijfeld mee zal bezig houden. Spreker heeft in de afdelingsvergadering al enige bezwaren ont vouwd, ook weer naar aanleiding van artikel 4 en toevallig is een van de namen door spreker daar genoemd, ook nu weer genoemd. Hij gelooft dat het toch wel een nuttige naamsaanduiding is om nog eens aan vast te houden. Daarnaast is Breda rijk aan verstandige vrouwen, mevrouw Van' Mierlo heeft het reeds gezegd. Ook daaruit zou een keuze kunnen worden gemaakt. Tevens zou kunnen worden afgestapt van leden die er qualitate qua inzitten. Het bezwaar van de onhandelbaarheid, door de wethouder in de afdelingsvergadering als argument gebruikt, ziet spreker niet zo zwaar. In punt 4 van artikel4 wordt toch uitdrukkelijk van de spoed- raad gesproken, die eventueel op korte termijn maatregelen kan nemen. Eigenlijk heeft mevrouw Van Mierlo datzelfde naar voren gebracht. Juist die spoedraad, die spreker zo praktisch lijkt, ver hindert dat eventueel iets nuttigs op cultureel gebied niet via het advies van de kunstraad tot stand zou kunnen komen. Deze mogelijkheid maakt een uitbreiding met een aantal figuren die zich in de huidige coördinatiecommissie en in de huidige Beyerd adviesraad nuttig hebben gemaakt gewenst. De heer MENDES is ook over de naam van deze raad gevallen. Een raad is een lichaam dat een beleid voert en naar zijn mening kan deze raad geen beleid voeren maar uitsluitend als advies-col lege fungeren. Daarom voelt spreker veel voor de suggestie van de heer Van Casteren om dit lichaam te noemen: "advies-college voor de culturele instellingen van de gemeente Breda". En dan laat hij het aan een ander over dit af te korten. Hij wil er voorts op wijzen dat hij kandidaat is gesteld, doch het jammer vindt dat zoveel leden van de Beyerd-commissie, waar hij tal van jaren mee heeft samengewerkt, plotseling zijn wegge vallen. Wethouder BASTIAENSEN constateert dat een van de bezwaren die hier te berde worden gebracht ook in de afdelingsvergadering is behandeld en dat men zich toen met het voorstel heeft verenigd. Toch kan hij zich voorstellen dat men er hier in de raadsvergadering op terugkomt. Het zit eigenlijk zodat het onderwerpelijkvoorstel is geboren in een periode van overleg en in een periode van over gang, waarbij dan twee gescheiden instellingen moeten groeien tot een standsinstelling en een college van advies dat onder de be kende naam "coördinatiecommissie" werkt. Bij overleg is gezocht naar een samenwerkend orgaan dat beide instellingen zou kunnen adviseren en het spreekt vanzelf dat het college van burgemeester en wethouders bij de samenstelling zich vooral liet leiden door wat er was en daarbij uitdrukkelijk in het nieuwe college de sa-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 252