264
13 MEI 1964.
De gemeente Breda is er - gezien de rijkdom van gebied.de groot
te en het aantal mensen - erg bekaaid vanaf gekomen. Daarbij
komt dat het nog maar 20 jaar geleden is dat dit gedeelte over
ging. Eigenlijk wordt er een beetje gesold met deze groep mensen.
De ene decennia behoort men tot de ene en de andere twee decen
nia behoort men tot de andere gemeente. Dan komt er weer een
besluit en hoort men weer bij een andere gemeente en na een X
aantal jaren zal er weer een besluit komen en zullen deze mensen
weer tot een andere gemeente gaan behoren. Dit lijkt spreker niet
goed voor een goede leefbaarheid van toch wel een belangrijke
groep van tot de Bredase gemeenschap behorende mensen.
Nu kan wel worden gezegd dat geen annexatie nodig is, maar wan
neer de Kroon haar goedkeuring aan deze gebiedsruil zal hebben
verleend wordt het weer tijd om uit te zien naar een volgende stap.
De volgende keer is er voor Breda geen ruilmogelijkheid en dan
moet waarschijnlijk door annexatie datgene worden bereikt wat
men voor de noodzakelijke ontwikkeling van de stad Breda denkt
nodig te hebben.
Spreker zegt bezwaar tegen het voorstel te hebben, hij heeft de
indruk dat het college in tijdnood is gekomen en dat het min of
meer met de rug tegen de muur is gekomen te staan. Wanneer hij
dus zijn stem aan het voorstel geeft is dat, hoewel hij er begrip
voor heeft dat Breda zijn normale groei moet worden gegeven,
hoofdzakelijk uit overwegingen die voor de agrariërs van. princi
piële aard zijn. Hij neemt met hen het standpunt in dat de gron
den geen andere bestemming dan een agrarische mogen krijgen
als er andere minder goede gronden beschikbaar zijn voor stede-
bouwkundige doeleinden. Dit is voor hem het doorslaggevens ar
gument om met het voorstel mee te gaan. Het gebied dat nu van
Breda naar Prinsenbeek gaat is van bijzonder grote waarde, niet al
leenvoor de landbouwcultuur maar ook voor de recreatie. Het ge
bied dat van Prinsenbeek naar Breda komt is aanzienlijk minder
waard.
De heer VERSCHUREN zegt dat er na het beluisteren der ver
schillende sprekers voor hem heel weinig overblijft om over dit
punt iets te zeggen. Hij wil toch zijn spijt betuigen dat dit mooie
landelijke gebied, dat in de omgeving van Breda zowel voor land-
als tuinbouw als ook voor recreatiegebied past; naar Prinsenbeek
overgaat. Toevallig woont spreker zelf ook in dit gebied. Vroeger
behoorde dit tot Princenhage, vanaf 1942 tot Breda en straks weer
tot Prinsenbeek, in de hoop straks nog eensnaar Breda terug te ke
ren.
Toch gelooft spreker dat het voor de gebieden Effen, Rith en Lies-
bos een troost is, dat zij als landelijk gebied blijven bestaan. Er
blijven dezelfde parochies en dezelfde samenleving v erdt behou
den. Bebouwing van deze gebieden zou erg zijn geweest. Niette
min zal hij met pijn in het hart zijn stem aan dit voorstel geven.
Hij hoopt hierbij dat het spreekwoord "wanneer twee ruilen zal er