265
13 MEI 1964.
een huilen" niet in vervulling zal gaan en dat beide gemeenten er
tot in lengte van dagen tevreden mee zijn.
De heer VAN CAULIL zegt dat alle sprekers van de noodzaak
de ruil overtuigd zijn. Dit is ook bij hem het geval. Toch heeft
hij nog wat te vragen. Daarstraks heeft spreker gemerkt dat inza
ke de onderhandelingspositie voor het hoogspoor de gemeente zwak
ker staat als zij iets gaat vragen. Met betrekking tot dit punt zal
dit natuurlijk hetzelfde zijn. Er wordt nu eigenlijk een moerasge
bied tegen een pracht van een ander gebied geruild. Als het gaat
over waarde - en die zal niet in het geding worden gebracht - vraagt
hij zich af hoeveel miljoen aan beton er straks in de grond moet
om er te kunnen bouwen.
Er ligt een bergboezem van 200 hectaren, maar er zal rekening
mee moeten worden gehouden, meT mogelijke wateroverlast daar.
Wat aan kosten moet worden gespenclëërd om. dit moerasgebied
droog te houden zal enorm zijn. Maar er komt nog iets anders bij.
Wordt er nu geruild zonder meer? Iedere zakenman zal nog eerst
praten over zijn inventaris en zijn goodwill. Wat gebeurt met de
gemeente bedrijven. Daarstraks heeft hij het woord cadeau-geven
gehoord, maar door Breda is in die gebieden elektriciteit verzorgd,
zijn prima wegen aangelegd en is voor watervoorziening zorg ge
dragen. Men is er in geslaagd de zaak keurig in orde temaken. Nu
is alles in orde en nu wordt alles zo maar overgegeven. Spreker meent
dat Breda leverancier is van elektriciteit, gas en water, wordt dit
zo maar mee overgegeven of komt er straks een voorstelover scha
devergoeding. Ook middenstandsbelangen komen om de hoek kij
ken. Kan het niet gebeuren dat iemand die erkend is voor Breda
om aansluitingen voor het GEW te verzorgen straks voor de P.N.E.M.
niet zal kunnen werken? Deze vragen rijzen, maar spreker hoort
niet anders dan "wij ruilen en wij bouwen en wij hebben mogelijk
heden voor de uitbreidingsplannen". Hij wil echter vragen welke
aandacht er besteed is aan de belangen van de mensen die bij
Breda hoorden en of Breda nog ergens vergoeding krijgt voor het
buitengewone werk in de betreffende gebieden tot stand gebracht.
Inde pers heeft spreker gelezen dat de twee betreffende burgemees
ters gelukkig waren met de oplossing. Om nu zo gelukkig te zijn
ten opzichte van datgene wat Breda terugkrijgt, is spreker beslist
niet.
De VOORZITTER zegt dat het misschien voor de hand liggend
is dat zowel wethouder Vermeulen als spreker zelfheiden proberen
die dingen die op deze zaak betrekking hebben te behandelen.
Voor ogen is te stellen dat op ditzelfde ogenblik ook de raad van
Prinsenbeek zich hierover beraadt en hij neemt aan dat ze niet al
leen daar zitten te huilen. Dat blijkt hier wel uit dat de gemeen
tebesturen het nodig hebben geacht deze zaak die zich zo zeer leent
voor politieke hartstochten, van een zekere regie te voorzien. Die
regie is niet om geheimzinnig te doen, maar de zaak brengt mee