13 MEI 1964. 268 ners toebedacht van 250. 000. Op het kaartje, behorend bij de bro chure, is de plekte zien die Breda voorstelt. Hierdoor neemt spre ker aan dat Prof. Thijssen bij de 250. 000 inwoners in Breda zich echt niet beperkt heeft tot het territoir van de gemeente Breda. Dat hele woongebied zal wel meer als een collectie zijn samen gesteld dan alleen maar de stad Breda zoals wij die de dag van vandaag kennen. Op de cijfers van de sociografische dienst van de gemeente Breda die in 1960 of '1961 zijn uitgebracht is een prog nose gebaseerd. Dit is eigenlijk een vervolg op een plan dat ook in de informele raad in 1957 is behandeld. Men is uitgegaan van een aanname waarop het aantal huwelijken zal stijgen als gevolg van de vele geboorten vanaf 1937 en dat als gevolg daarvan de geboortecijfers nu zullen gaan stijgen. Men heeft daarvoor een minimum en een maximum aangenomen, hetgeen een - ook door het centraal bureau voor de statistiek gevolgde - normale proce dure is. Voor het sterftecijfer heeft men een lichte stijging aan genomen. Voor wat emigratie betreft heeft men zich gebaseerd op een gemiddelde van de afgelopen 25 jaar. In absolute cijfers uitgedrukt betekent dit dat in de periode van 1959 tot en met 1985 een geboortecijfer van minimum 54. 000 en van maximum 70. 000 naar voren komt en als nataliteitcijfers 22. 000 en 22.200, terwijl emigratie-cijfers inderdaad een belangrijk min-verschil te zien geven. Het minimum daarvan is 8737 tegen een maximum van 9200. Dit wil dus zeggen dat in de prognose in hoofdzaak dus het geboorte-overschot bepalend is. De emigratiecijfers zijn van minder betekenis, zij het dat het ge middelde over deze periode toch nog altijd ligt tussen de 400 en 490 vestigingen van buitenaf in Breda. Uit het laatste kwartaalrapport van de gemeente blijkt - hoewel dit niet bepalend is - dat dit in het le kwartaal 1962 83, in het 2e kwartaal 1962 82, en in hetle kwartaal 1963 81 en in het twee de kwartaal 1963 negatief 72 is, dus dat over het le halfjaar 1963 het vestigingsoverschot in totaal maar 9 personen bedraagt. Spreker is van mening dat de aanname zoals de sociografische af deling heeft gedaan met betrekking tot de verwachte bevolkings groei een voorzichtige is. Met het cijfer van 170.000 tegen het einde van de periode zit hem echt wel veilig. Voor de heer Vis was het moeilijk om zolang hij niet beschikte over alternatieve mogelijkheden te kunnen beoordelen of dit ge bied nu juist het meest geschikte en het meest juiste was. Daarop kan worden gezegd dat in het overlegtussen de gemeenten het ge bied van de Haagsche Beemden gedacht werd woongebied te wor den en zelfs in een zodanig tempo dat het gebied als eerste in aan merking komt wanneer uitbreiding van het woongebied zou moe ten plaats vinden. De stadsgroei noopt binnen nu en zeer afzien bare tijd te zorgen voor woongebied. Binnen de gemeentegrenzen zijn deze alternatieven er beslist niet, zodat wanneer deze oplos sing niet was gevonden dit annexatie zou betekenen. Ondanks het begrip dat spreker voor het verzoek van de heer Vis

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 268