-26- 15 JANUARI 1964. stel van deze fout dan maar ten laste moet komen van de huurder. Iets anders is de verhogingvan de algemene grondwaterstand. Des tijds mocht men in alle redelijkheid veronderstellen dat een vloer hoogte van het sousterrain variërende van 1.67 tot 2.14 boven N. A.P. voldoende was om wateroverlast via de riolering te voor komen. Nadien zijn er niet onbelangrijke werkzaamheden in België uitgevoerd met het doel het zo snel mogelijk afvoeren van water naar onze richting. Dit heeft tot gevolg gehad dat de situatie is gewijzigd. Met de sprekers is hij het eens dat moet worden gestreefd naar een zo redelijk mogelijke oplossing. Spreker heeft geaccepteerd dat vergroting der rioolbuizen niet ten laste van de huurders mag ko men maar meent in alle redelijkheid te kunnen volhouden dat nu de grondwaterstand is veranderd de gemeente niet is gehouden de kosten tenvolle voor haar rekening te nemen. Na nogmaals uitvoerig van gedachten te hebben gewisseld met de directeur van openbare werken is spreker bereid voor te stellen de kosten fifty-fifty te verdelen. Dat wil dus zeggen 50% van de kos ten voor de gemeente, in casu te laste van de reserve en de an dere 50% ten laste van de huurders. Spreker moet er bij opmerken dat de gemeente eigenaar is van de woningen maar dat niet zonder meer beschikt kan worden over de gelden welke krachtens artikel 24c der woningwet zijn gereser veerd. Hiervoor zal toestemming nodig zijn van het ministerie dat in laatste instantie uitmaakt welk bedrag van deze voorziening ten laste van deze reserve mag worden gebracht en welk bedrag even tueel gevonden zal moeten worden in een huurverhoging. Er kan dus besloten worden dit zo te doen maar er zal altijd nog moeten blijken of het departement onze redenering aanvaardt en waar maakt. De vraag of deze huizen zijn gebouwd volgens de bekende gege vens en begrippen meent spreker te kunnen beantwoorden door te zeggen dat dit inderdaad zo is, waarbij hij moet toegeven dat er zich al vrij kort nadat deze huizen gebouwd waren gebreken in de huisafvoer manifesteerden. Met de heer Koertshuis is spreker het eens dat de eigenaar van de woning verplicht is te zorgen dat deze woning ook bewoonbaar is. Anderzijds is hij van mening dat als de huiseigenaar niet zelf de veroorzaker is en in alle redelijkheid destijds deze huizen zorg vuldig heeft gebouwd en daarna niet voorzienbare gebreken optre den het een vrij ingewikkelde juridische procedure zou worden om- aan te tonen dat de huiseigenaar nu de kosten moet dragen zonder verhaal via huurverhoging. Dat de gemeente bij verhuur van woningen gelijk is aan een parti culier is spreker met enige restrictie met de heer Koertshuis eens. Over de redactie van het voorstel kan men inderdaad van mening verschillen. Spreker gelooft dat er bepaalde terminologiën zijn gebruikt die mo gelijk beter niet gebruikt hadden kunnen worden omdat ze inder-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 26