279
13 MEI 1964.
zer zake met de ziekenhuizen overleg geweest
Wethouder VAN BOXTEL heeft bij alle sprekers beluisterd dat
zij dank naar voren brachten voor de prestaties welke door de fa
milieleden van het bedrijf Van Oers inde afgelopen bijna 40 jaren
zijn geleverd. Het is wel min of meer een herhaling van hetgeen
dienaangaande in het preadvies is opgenomen, maar spreker gelooft
dat het binnen het koor van complimenten zou kunnen worden mis
verstaan als door burgemeester en wethouders niet zou worden her
haald dat van de zijde van de gemeentelijke overheid voor de om
vang van deze prestatie zowel alsvoor de wijze waarop deze presta
tie is geleverd grote bewondering aanwezig is. Hiervan is mede ge
tuigd toen onlangs de heer Van Oers met het goud van de Koningin
werd onderscheiden, een onderscheiding waarvan deindruk bestaat
dat zij zeer op haar plaats is. Voor de dank die is uitgesproken en
de complimenten die zijn gegeven zegt spreker namens het college
dank.
Komend op het onderhavige voorstel zegt spreker ten aanzien van
een kardinale zaak bijzonder kort te kunnen zijn. Niemand heeft
enige twijfel gelaten over de vraag of men het een normale zaak
vindt, zulks gegeven de tijdsomstandigheden met alles wat daartoe
in deze sector behoort. Het is een normale ontwikkeling dat dit be
drijf in gemeentelijke hand overgaat.
Hierbij doelt spreker meer op de ongevallen-preventie als overheids
taak.
Met de heer Van Gisbergen kan hij het best betreuren dat dit soort
bedrijfsvormen gaat verdwijnen hoewel hij van de andere kant wil
zeggen dat we met deze spijt reëel moeten zijn, we leven nu een
maal anno 1964 en de ongevallen preventie is een zaak die zich in
totaal andere dimensies voltrekt dan dat dit een dertigtal jaren ge
leden het geval was. Op basis van die titel vindt de spijt over dit
soort dingen ook ergens weer zijn verzachting.
Geen verschil van mening dus over de vraag van de overname als
zodanig. Wel wordt er door de verschillende sprekers op terugge
komen dat het feit van de overname en de monopolistische positie van
de gemeente die zo'n overname gaat verzorgen nieuwe aspecten op
roept. Tot zijn voldoening is het niet zo gesteld dat wanneer een
overheid zijn taak en zijn verantwoordelijkheid ten aanzien van on
gevallen-preventie en wat daartoe behoort zo nadrukkelijk erkent,
de meest logische consequentie zou zijn dat men daarvoor algeme
ne middelen aanwendt om het daarvoor paraat te houden apparaat
te financieren.
Degene die dit wel zo zou stellen zou zeer sterk staan op basis van
de algemeen in Nederland geldende opvatting. Spreker attendeert
er op dat het feit dat die opvatting bestaat toch ook weer moet wor
den gezien tegen de achtergronden van de historie. Dat Breda van
daag de dag met een maagdelijke start ten aanzien van deze pro
blemen een ander uitgangspunt kiest is wel overwogen. Onder de
andere financiële verhoudingsregelingen rijk en gemeenten was er