17 JUNI 1964.
319
Wethouder BASTIAENSEN merkt op dat er nu twee vergelijkin
gen zijn gemaakt, waarbij de vergelijking tussen de kappers en de
optici'éns door de heer Kramer in zijn mond is gelegd. Dit is echter
onjuist. Hij heeft alleen de kappers als voorbeeld gesteld, omdat
bij de sluitingsregeling een bepaalde wens werd vervuld omdat men
er in die branche er een hele dag bij wilde hebben. Deze volledige
vrije dag leeft vrij algemeen bij het midden- en kleinbedrijf.
Dat dit nu toevallig bij de kappers is gerealiseerd en waarschijnlijk
ook bij de slagers - om er nog een andere branche bij te betrekken -
is dus geen vergelijking van de materie van de behandelde objecten,
maar een vergelijking van behandeling in een bepaalde branche.
Sluiting op zaterdagmiddag kan men ingevolge de winkelsluitings
wet niet opleggen, alleen is dit mogelijk voor maandagmorgen öf
-middag, dinsdag- of woensdagmiddag indien daartoe een verzoek
door het bedrijfsleven wordt ingediend.
De tweede vergelijking, dus de Kledingzaken zoals de heerQuadek-
ker die noemt, valt inderdaad meer onder de openbare zedelijkheid
dan onder de volksgezondheid. Maar spreker is van mening dat de
ze opmerking als grap bedoeld zal zijn.
Wat het samenspel tussen oogarts en opticien betreft moet men na
tuurlijk wel degelijk in het oog houden dat deze opticiens, die toch
voor een belangrijk deel hun omzet te danken hebben aan het feit
dat ze van de oogartsen bepaalde recepten voorgeschoven krijgen,
zich wel degelijk hebben beraden over de vraag of dit allemaal kan
of niet mogelijk is. Bovendien komt hier nog bij dat degene, die
zich niet aan deze regeling wensen te conformeren, helemaal niet
verplicht zijn om op maandagmorgen gesloten te zijn. Ongetwijfeld
zullen zij, die zich met het voorstel niet kunnen verenigen, maan
dagochtend de winkel openhouden. Hiermede is dan het raadsel op
gelost, voor wie op maandagochtend naar de opticiên moet gaan.
Spreker kan niet uit het hoofd zeggen, hoe het in andere gemeen
ten geregeld is, want er zijn in Nederland een 1000 tal gemeenten
en er bestaan dus duizenden regelingen. Bovendien wil hij nog op
merken dat niet voor elke branche in elke gemeente een winkel
sluitingsverordening bestaat.
Deze verordening komt alleen op verzoek van het bedrijfsleven tot
stand.
De VOORZITTER vraagt of er leden van de raad zijn, die over
dit voorstel van burgemeester en wethouders stemming wensen.
De heer KROON verlangt stemming omdat hij dit voorstel een
maand wenst aan te houden, mede omdat hij vernomen heeft dat
de afdeling de strafverordeningen over het verzoekschrift nog niet
is gehoord.
Wethouder BASTIAENSEN vraagt zich afwelke juridische bezwa
ren tegen deze verordening kunnen worden ingebracht.
Nadat gebleken is dat het voorstel van de heer Kroon om tot hoof
delijke stemming te geraken niet voldoende wordt ondersteunt, wordt
overeenkomstig net voorstel van burgemeester en wethouders beslo
ten.