335
17 JUNI 1964.
huurt van de gemeente dat zij het clubblad naar de sportstichting
zenden.
Plotseling blij kt nu uit het clubblad van Jeka dathet pupillentoer-
nooi toch doorging. De sportstichting verkeerde in de mening dat
dit weliswaar een dreigement van Jeka was en dat zij zich toch wel
aan de brief van de sportstichting zou houden.
Daarentegen is Jeka vermoedelijk in de veronderstelling geweest
dat het niet zo'n vaart zou lopen en heeft het pupillentoernooi door
laten gaan.
Uit het clubblad bleek, dat tijdens het pupillentoernooi elk elftal
4 a 5 wedstrijden zou spelen, die volgens de voorschriften dus één
uur per wedstrijd zouden duren. Spreker wijst er op dat dit beteken
de dat deze jongens van 10 tot 12 jaar oud ongeveer 5 uur bezig
waren met voetballen en in spanning zaten over de afloop van het
toernooi.
Nu is door enkele raadsleden gezegd dat de K. N. V.B. dit niet heeft
verboden. Spreker kan daar alleen maar op antwoorden: "Neen!"
Maar wil toch onder de aandacht brengen dat het pupillenvoetbal
na de oorlog eigen lijk pas is opgekomen. Ongemerkt eigenlijk ging
het zich uitbreiden. Plotseling werd de K.N. V.B. zich bewust dat
hier toch een gevaar in schuil ging en heeft er zich over beraden
en regelingen gesteld dat een pupillenwedstrijd niet langer dan 2 x
30 minuten mag duren en dat niet in competitie-verband gespeeld
mag worden. Deze mening baseert de K. N.V. B.evenals de sport
stichting dat doet, op de mening van deskundige medici, pedago
gen en psychiaters, die zowel in de sport- als in de medische we
reld bekendheid genieten. Zonder uitzondering zeggen deze des
kundigen, dat zij bezwaar hebben tegen het spelen van toernooien
en het spelen van wedstrijden in competitie-verband van pupillen,
omdat dit schadelijk is voor de natuurlijke opbouw en de ontwik
keling van deze pupillen. Aan de hand hiervan bepaalde de K. N.
V.B. dat wedstrijden in competitie-verband verboden zijn.
Spreker vraagt aan de heren leden van de raad, die natuurlijk al
lemaal gevoetbald hebben wat nu erger is één competitiewedstrijd
op zondag, dat dus zal uitdraaien op 26 wedstrijden per jaar of 5
wedstrijden voor kinderen van 10 tot 12 jaar op één dag.
Dit overwegende kan hij zich volledig achter het standpunt van de
sportstichting stellen waarbij zij weliswaar het pupillentoernooi
niet verbood maar er geen enkele medewerking aan verleende.
Indien men dus vraagt of de sportstichting niet te ver is gegaan,
dan geeft spreker als zijn mening en hij gelooft dat dit ook de me
ning van burgemeester en wethouders is, dat de sportstichting er
voor te waken heeft dat er geen terreinen gebruikt worden voor
wedstrijden die schadelijk zijn voor de gezondheid en de natuur
lijke opbloei van de jeugd.
Hij gelooft dat het hele probleem van de zaak draait om de vraag:
heeft de sportstichting teveel verantwoordelijkheid op zich genomen
of heeft zij het goed gedaan. Spreker kan mededelen dat burge
meester en wethouders van mening zijn dat de sportstichting het