338 17 JUNI 1964. hoeve van de sport met de beste bedoelingen. Hierbij kunnen dan uiteraard foutjes aan het licht treden, maar niet gezegd kan worden dat de sportstichting per se iets verkeerd heeft gedaan. De heer QUADEKKER dankt wethouder Van Bijnen voor de uit eenzetting en gaat gaarne akkoord met het preadvies. De heer Van LOON gaat ook gaarne akkoord met het preadvies, maar heeft toch nog wel bezwaren tegen het essentiële van dit he le geval. Dit is n. 1. de competentie van de sportstichting. Hij geeft de wethouder volkomen gelijk, wanneer deze zegt dat het pupillentoernooi niet verboden is. Hij heeft inderdaad formeel ge lijk. Maar de sportstichting was van oordeel dat het medisch onver antwoord was om het pupillentoernooi te laten doorgaan. Er is dan maar één mogelijkheid om het toernooi te voorkomen, n.l. het niet beschikbaar stellen van terreinen. Wethouder Van Bijnen zegt, nu wel het toernooi had toch door kun nen gaan op hetN. A. C. Teolin en militaire terreinen, doch spre ker gelooft dat de wethouder juist daarmede een argument heeft aangehaald, dat de sportstichting niet competent is, want stel nu dat N. A. C. een pupillentoernooi zou organiseren, dan heeft de sportstichting niets te vertellen. Daarom denkt spreker dat zijn stelling juist is, dat in dit soort zaken de clubs met de landelijke sportorganisatie die verantwoordelijkheid moet dragen, omdat zij verantwoordelijk zijn voor de sportactiviteiten van de jeugd en dat het niet tot de competentie van de sportstichting behoort om al dit soort zaken te organiseren. Hij meent ook dat de sportstichting niet het apparaat en de mogelijkheden heeft. Dit is natuurlijk een zaak waarover men tot in het oneindige zou kunnen praten en wethouder Van Bijnen en spreker zijn het hier over kennelijk niet eens. Hij wil zich er verder gaarne bij neerleg gen maar hij vindt het noodzakelijk dit in het openbaar te zeggen. De heer BARIJ wil even onder de aandacht brengen dat hij het met wethouder Van Bijnen niet eens is, wanneer deze voorstelt vast te stellen dat de sportstichting in zijn zorg, misschien iets te ver is gegaan. Hij is de mening toegedaan dat de sportstichting zijn plicht heeft gedaan. De heer VIS heeft zich eerst niet in de discussie gemengd omdat hij evenals de heer Quadekker de wethouder gaarne de gelegenheid wilde geven de zaak uiteen te zetten. Na de toelichting van wet houder Van Bijnen kan hij mededelen dat hij akkoord gaat met het preadvies en bovendien is hij van oordeel dat de sportstichting in deze kwestie niet te ver is gegaan. Bij de vraag of de sportstichting al of niet medewerking had moeten verlenen is zijn antwoord: "Neen".' omdat naar zijn mening dit tot de competentie van de sportstichting behoort. Indien de heer Van Loon een vergelijking maakt met een toernooi dat N. A. C. zelf organiseert dan is dit voor de verantwoordelijkheid

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 338