15 JULI 1964.
351
VRAAG.
De heer VAN GASTEL heeft vernomen dat bij de gemeentelij
ke technische school aan de leraren is medegedeeld dat het direc
toraat zal worden uitgebreid met een tweede adjunct-directeur.
Er is een mogelijkheid geopend voor de leraren middels een circu
laire van de directeur om te solliciteren, waarbij geen beperken
de bepalingen zijn gesteld. Aan verschillende leraren, die hebben
gesolliciteerd is nadien medegedeeld, dat hun sollicitatie niet in
aanmerking kwam, omdat het directoraat zou worden uitgebreid
met een 2e technicus uit de metaalnijverheid, waardoor dit zou
komen te bestaan uit 2 technici van de metaalnijverheid en een van
de A.V.O.. Spreker acht deze gang van zaken niet juist ten op
zichtevan deleraren en de school. Hij zou het college willen vra
gen of het niet gewenst is om bij het benoemen van een tweede
adjunct-directeur rekening te houden met de verschillende soorten
onderwijs, die op de school gegeven worden en drie verschillende
sectoren van het onderwijs in het directoraat te vertegenwoordigen,
ANTWOORD.
Nadat de minister van onderwijs, kunsten en wetenschappen er
in had toegestemd, dat een leraar van de gemeentelijke technische
school voor maximaal zes diensturen kon worden aangewezen tot
2e adjunct-directeur, is door de directeur, in overleg met de com
missie van toezicht, daarvan aan de leraren mededeling gedaan,
met vermelding, dat de aan te wijzen functionaris niet uit de
A. V.O.-sector zou worden aangetrokken.
Nadat de sollicitaties beoordeeld waren, is aan degene, die niet
voor oproeping bij de commissie van toezicht in aanmerking kwa
men medegedeeld, dat de voorkeuruitgingnaar leraren uit de me
taalsector. Wij kunnen deze handelswijze niet onjuist achten.
De voorkeur voor een 2e adjunct-directeur uit de metaalsector is
naar onze mening gerechtvaardigd, omdat deze sector meer dan
de helft van de dagschool uitmaakt en omdat de aan betrokkene
op te dragen taken zich voor een technische leraar uit deze sector
lenen.
Dat de directeur van de school voorheen als leraar in de metaal
sector werkzaam is geweest, achten wij - gelet op zijn alomvat
tende taak - bij deze aanwijzing niet meer relevant.
3. ONDERZOEK VAN DE GELOOFSBRIEVEN VAN HET NIEUW BE
NOEMDE LID DE HEER TH.W. FRUMAU.
De heer LOUS zegt, dat de geloofsbrieven door de commissie
tot onderzoek der geloofsbrieven zijn onderzocht en in orde be
vonden.
De VOORZITTER stelt op grond hiervan voor de heer Frumau