354 15 JULI 1964. zijn dan de opbrengst. Ten aanzien van de opmerking van de heer Lousover de in gezins verband levende minderjarige meent spreker dat deze wel ergens steek houdt. Anderzijds is het echter zo, dat uit heffingsoverwegin- gen weibehoefte bestaat aaneen dergelijke bepaling.De verwach ting, bestaat, dat in nagenoeg alle situaties er geen moeilijkheden zullen zijn t.a.v. de heffing. Als er meerderjarige verdienende gezinsleden zijn zal de betaling vermoedelijk wel geen probleem zijn ook al is men niet verzekerd. Bij de opname van deze bepa ling is gedacht aan de eventualiteit dat er eens niet betaald zou worden. Dan is er in ieder geval een rechtgrond in de verordening om toch tot inning te kunnen overgaan. Een dergelijke rechtsgrond moet er zijn, anders kan de gemeente-ontvanger de procedure voor inning niet op gang brengen. Van deze bepaling wil spreker nog zeggen.dat deze ter meerdere zekerheid voor de incasso-mogelijk- heaen is opgenomen en dat hij ten aanzien daarvan met de heer Lous een gevoel van twijfel heeft of ze nodig zal zijn en of ze zal functioneren voor het doel, waarvoor ze is ingevoerd. De praktijk zal hieromtrent iets moeten leren en voor het geval mocht blijken, dat de bepaling overbodig of verkeerd geformuleerd is, is het college bereid die te wijzigen of in te trekken. De heer VAN DER ZWAN zegt, dat de wethouder vooral het ac cent gelegd heeft op de gemakkelijke hanteerbaarheid van het ta rief. Als net zo was geweest dat men bij rayonvervoer b.v. voor niet-spoedvervoer 50, - berekend had en voor spoedvervoer '100, dan was er sprake geweest van verdubbeling van stadsvervoer van respectievelijk 25, - en 50, - en dan had men aldus spreker een gemakkelijk hanteerbaar tarief gehad. Bij rayon niet-spoedvervoer werkt men wel met een differentieel tarief afhankelijk van de af stand en spreker ziet niet in, waarom dat ook bij spoedvervoer niet zou kunnen gebeuren; wat dat betreft acht hij de Depalingen niet consequent. De bepaling van artikel 8 is spreker na het antwoord van de wet houder volkomen duidelijk. Mevrouw DE BONTE vraagt zich na de uitleg van de wethouder af of dat het met de ziekenfondsen wel safe zit, of hoe het gesteld is met degenen, die vanwege overschrijding van de inkomensgrens uit het ziekenfonds moeten treden en die zich moeten verzekeren bij een maatschappij voor ziekenhuiskosten en specialistenhulp. Verder vraagt zij zich af hoe het gesteld is met het landelijk ver voer, waarbij zij vooral denkt aan het vervoer van geestelijk ge stoorden. De kosten hiervan kunnen gemakkelijk in de honderden lopen. De heer LOUS heeft van de wethouders begrepen, dat men de bepaling, waarop hij in eerste instantie gedoeld heeft, heeft op genomen om de kosten te kunnen invorderen. Zijns inziens is het volkomen fout om te gaan invorderen bij het gezinshoofd, terwijl

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 354