363
15 JULI 1964,
y
geling is van de genoemde burgerlijke instelling en dat voor de sa
menstelling als leidraad is genomen, hetgeen bepaald is omtrent
de samenstelling van de commissie van advies, die niet ingesteld
wordt, maar waardoor het mogelijk is dat het college voor de ver
lening van bijstand een lichaam is, dat zich ook over zijn eigen
beleid kan buigen. Er zijn meerdere deskundigen in den lande, die
zich hebben afgevraagd of de bepaling in de wet, die de beoorde
ling van het beleid van het uitvoerend lichaam ergens anders legt,
wel zo verstandig is. Als in een behoorlijk samengesteld college
de nodige kritische zin verondersteld mag worden, dan is het niet
nodig aldus spreker een apart lichaam te hebben om te kijken of
het wel goed gedaan wordt.
Daarmee wil overigens niet gezegd zijn, zegt spreker, dat er toch
nog algemene onderwerpen kunnen zijn, die met het hele bijstands-
beleid verband houden en die elders besproken moeten kunnen wor
den. Spreker heeft zich en hij gelooft met hem de gehele raad al
tijd zeer verheugd over de sinds enkele jaren aanwezige commissie
van overleg maatschappelijk werk en hij vindt het systeem, dat nu
zal ontstaan, met completering door de reeds aanwezige commis
sie van overleg, vrijwel volmaakt.
Toch wil hij nog vragen of de mogelijkheid bestaat, dat de com
missie van overleg zich ook in allerlaatste instantie over bepaalde
verhoudingszaken, die met de tenuitvoerlegging van de bijstandswet
gemoeid zijn, kan en mag beraden. Spreker ziet het n. 1. zo, dat
bij het college voor de verlening van bijstand sterk het accent ligt
op het individuele werk, het verlenen van bijstand.
Bij de totstandkoming van de bijstandswet was nogal een gevoelig
punt de verhouding bijstand en wat men in de bijstandswet dienst
verlening heeft genoemd. Spreker gelooft, dat die verhouding ook
zeker in de commissie van overleg aan de orde zou mogen komen
als daarvoor aanleiding is. Hij gelooft dat dit temeer belangrijk is,
omdat dan bij de samenstelling van het college voor de verlening
van bijstand rekening zou kunnen worden gehouden met mensen,
die voor dit individuele werk meer geschikt zijnen bij de commis
sie van overleg met mensen, die meer geschikt zijn om over orga
nisatorische kwestieste praten en de algemene verhoudingen ten aan
zien van de sociale ontwikkeling in de stad in het oog houden.
In het preadvies, zegt spreker,is sprake van opheffing van het sub-
sidariteitsbeginsel. Hij begrijpt heel goed dat dit begrepen moet
worden binnen de context van het stuk. Het subsidariteitsbeginsel,
als beginsel van ordening in de samenleving is natuurlijk helemaal
niet opgeheven, zegt hij, doch de subsidaire positie van de over
heid, zoals die onder de armenwet was, is ten opzichte van het ver
lenen van bijstand veranderd. Daarvoor in de plaats is een primaat
van de overheid gekomen.
Verschillende gezaghebbende commentatoren op de algemene bij
standswet hebben duidelijk naar voren gebracht, aldus spreker, dat
gerust gesproken mag worden van voorkeursposities in de verhou
ding bijstand en dienstverlening, zodanig dat het primaat voor de
w bijstandsverlening bij de overheid ligt en dat voor de dienstverlening