367
15 JULI 1964.
het moment te bepalen, waarop zoiets moet gebeuren, omdat dan
nogal aan wat voorwaarden moet zijn voldaan en bovendien is het
moeilijk om de vorm te bepalen, waarin de nieuwe structuur moet
worden gegoten. Spreker gelooft, dat het niet verstandig zou zijn
daarover op dit moment een uitspraak te doen. De algemene bij
standswet zal toch enige tijd moeten functioneren vooraleer opeen
aantal terreinen, die nu juist met die constructie-mogelijkheden
verband houden wat meer duidelijkheid is gekomen. Verder wil hij
toch wel waarschuwen voorzover dit nodig is.
De heer Van Casteren heeft gezegd, dat het college voor het ver
lenen van bijstand zich meer zal accentueren op de individuele
hulpverlening. Ten dele is spreker het met hem eens, doch niet
helemaal, want dat zal niet zijn exclusieve taak zijn. De bevoegd
heden, die bij de wet aan het college van burgemeester en wet
houders zijn toegewezen zullen aan net college gedelegeerd wor
den en het zal zich dus toch wel met de algemene beleidsbepalin
gen moeten bezighouden. Dit behoeft niet in dt weg te staan aan
de mogelijkheden om in de commissie van overleg alle beleids
zaken ten aanzien van de uitvoering van de wet aan de orde te
stellen. De praktijk wijst ook uit, dat dit niet het geval is.De he
le voorbereiding van dit voorstel is uitvoerig in de commissie van
overleg in bespreking geweest en tot zijn tevredenheid kanspreker
zeggen, dat de commissie zichunaniem en zeer royaal achter het
concept-voorstel heeft gesteld. Spreker accentueert, dat de com
missie van overleg niet in de plaats treedt van de door de wet ge
dachte commissie van advies. Hij gelooft overigens ook niet, dat
dit door de heer Van Casteren bedoeld wordt, doch ter meerdere
zekerheid wil hij dit nog even duidelijk omlijnen.
Spreker kan de heer Van Casteren bepaald toezeggen dat in de
commissie van overleg deze zaken regelmatig aan ae orde zullen
komen en dat zij bovendien nog door de commissie zelf aan de
orde kunnen worden gesteld.
De heer Van Casteren heeft zich, zo vervolgt spreker, al een beet
je limitatief uitgedrukt tenaanzien van de opheffing van het sub
sidiariteitsbeginsel. Als men dit wil lezen binnen de context van
dit voorstel heeft het een andere inhoud dan wanneer men het uit
zijn zinsverband trekt. Het gaat inderdaad over de positie, zoals
die tenaanzien van de overheid in het verleden en nu vergelijken-
der wijze kan worden gezien.
Verder heeft de heer Van Casteren een beroep gedaan op de ge
zaghebbende commentatoren om te pleiten voor de voorkeurspo
sitie van de particuliere instellingen bij de immateriële hulpver
lening. Als stelling is spreker het met de heer Van Casteren eens,
doch dit kon moeilijk in het voorstel tot uitdrukking worden ge
bracht, omdat de wet zich n. 1. distantiëert vaneen uitspraak daar
over. De wet stelt, dat de cliënt zal uitmaken, waarnaar hij zijn
voorkeur zal laten uitgaan. In de commissie van overleg is gesteld,
zegt spreker, dat wij moeten proberen aan deze wet, die een aan
tal nieuwe opvattingen importeerteen loyale en eerlijke uitvoering
te geven, want het is duidelijk dat in de positiebepaling, die het