386 15 JULI 1964. Wethouder VERMEULEN zegt dit te willen proberen, doch of dat zal gelukken weet hij niet. Als de heer Barij het volledig stuk met de toelichting gelezen heeft, kan hij daaruit gemerkt hebben, dat de gemeente getracht heeft dief 11,70 te verhogen om de kosten van oeververlegging te dekken. Spreker is zich ter plaatse gaan oriënteren omtrent de ligging van het stuk grond en de ontsluitingsmogelijkheden daarvan. Hij is er niet van overtuigd, dat als deze verkoop niet doorgaat, de gemeen tedat stukgrond ooit nog voor een betere prijs zal kunnen verkopen, omdat het totaal ingesloten ligt. Daarbij komt nog, dat 11,70 de normale prijs is voor achterter rein en dat het stuk grond voor Backer en Rueb nauwelijks enige betekenis heeft, zelfs niet als achterterrein, als het geen verbin ding heeft met het terrein aan de kant van de Haven. De gemeente ziet geen kans het stuk grond aan een ander dan Backer en Rueb te verkopen voor een betere prijs. Die 10. 000, - moeten gezien worden als kosten voor het bouwrijp maken en dit is geen onrenda bele uitgave,omdat het terrein inde grondpool gestopt wordt,zo dat het bedrag over een grotere oppervlakte uitgespreid wordt. Vorige maal werd hec stuk teruggenomen, zegt spreker, omdat toen nog geen zekerheid bestond, dat Backer en Rueb bereid was ƒ11,70 te betalen. Die zekerheid is er thans wel. Hij gelooft, dat de heer Barij het verkeerd ziet als hij zegt, dat op de transactie 10. 000, - moet worden toegegeven. Hij moet dit bedrag zien als kosten tot ontsluiting van dit achterterrein. Spreker gelooft, dat het redelijk is in deze vorm tot deze trans actie te besluiten. De heer BARIJ kan zichvoorstellen.dat het terrein niet op een andere manier te slijten is. Hij heeft berekend, dat de grondprijs 36. 855, - is en dat Backer en Rueb er na aftrek van 11. 000, - voor de oeververlegging slechts 25. 855, - voor betaalt als prijs. Dit neemt echter niet weg, dat nij toch wel met het voorstel ak - koord gaat. Wethouder VERMEULEN verduidelijkt nog, dat het zo gezien moet worden, dat de gemeente daar een achterterrein heeft lig gen, dat niet ontsloten is. De gemeente heeft de taak het te ont sluiten wil het verkoopbaar zijn. Backer en Rueb heeft er niets aan als het niet ontsloten wordt, omdat dan geen verbinding met an dere terreinen is te krijgen. Hierna wordt zonder hoofdelijke stemming overeenkomstig het voorstel besloten. 54a. VERLEGGING VAN DE MARKOEVER NABIJ DE MACHINEFA BRIEK "BREDA". 55. BENOEMING VAN LERAREN IN VASTE DIENST AAN DE GE MEENTELIJKE TECHNISCHE SCHOOL.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 386