451
16 SEPTEMBER 1964.
dat de onderwijswereld medewerkt wil dit werk vruchten afwer
pen. In het verleden is toch al vaak gebleken dat, wanneer het
Pedagogisch Centrum toneelvoorstellingen voor de schooljeugd or
ganiseerde, het in de grote zaal van Concordia zo was dat je hier
en daar een leraar zag zitten. Het was vaak een grote herrie en
van belangstelling van de jeugd was eigenlijk niet zoveel sprake.
Spreekster dacht daarom dat die belangstelling uit het onderwijs
toch wel in eerste instantie nodig zou moeten zijn en zij zou daar
om ook gaarne weten of er met de onderwijswereld contact is ge
weest. Verder heeft spreekster zich afgevraagd of hier alleen de
schooljeugd vorming of lessen in deze vorming krijgen en/of er be
langstelling voorde toneelkunst wordt bijgebracht. Het is toch ook
de bedoeling hier de werkende jeugd in te betrekken. Hoe hebben
burgemeester en wethouders gedacht deze jeugd te benaderen
De heer KRAMER gelooft niet dat er tegenstanders zullen zijn
als er plannen worden uitgewerkt om een toneel- of werkgroep voor
de jeugd op te richten, waarbij deze zelfs gaat instrueren omtrent
het toneel. Als er dan bovendien voor volwassenen voorstellingen
komen in de kleine plaatsen is het plan zelfs toe te juichen. Maar
zakelijk is er toch meer. Spreker is er niet van overtuigd, en dat
is ook uit de stukken niet gebleken, dat er voorlichting is op het
platteland. Er wordt wel gesproken over de toneelvoorstellingen.
Als die voorlichting er op het platteland wel is, vreest spreker dat
de gemeente als grote stad daarvoor mede zal moeten betalen.
In de tweede plaats denkt spreker aan de organisatievorm. Het
lijkt zo eenvoudig dat Breda maar 6. 300, -- behoeft bij te dra
gen, maar spreker verwacht dat na de instelling van Proloog de
olievlekwerking wel naar voren zal komen, en dan gaat het meer
kosten. Proloog kan op die manier heel gemakkelijk de arbeidsre -
serve zijn van het Zuidelijk Toneel.
Er wordt voorts in het stuk gesproken over een reële behoeften-
voorziening. Spreker trekt in twijfel of dit op het moment "meet
baar" is. Spreker gelooft dat de kans wel aanwezig is dat er iets
goeds van kan komen, maar goed meetbaar is dat pas na een of
twee jaar. Spreker gelooft dat dan moet worden vastgesteld hoeveel
aanvragen er van de scholen komen. Als dat niet een behoorlijk
aantal is - en dat zullen er toch meer moeten zijn dan nu - is er
wel een norm om een en ander te weten. Spreker vraagt zich bo
vendien af of er ruimte is op de lesrooster van de hogere klassen
van de lagere scholen.
Men schrijft dat er kinderstukken komen; nu worden die in gro
ter verband op woensdagmiddag gegeven. Spreker meent dat dit
gebeurt via het Pedagogisch Centrum. Een ding is dan toch zeker
belangrijk, n. 1. dat zij zullen zorgen eventueel via de scholen -
dat men weet hoe men zich in de schouwburg behoort te gedragen.