507
14 OKTOBER 1964
krediethypotheken. Het maakt een groot verschil uit of iemand
60 of 90 jaar wordt. Het bestuur heeft altijd op het standpunt ge
staan de krediethypotheek te verstrekken tot een bedrag, dat be
langrijk bleef beneden de waarde van het onroerend goed, waarop
de hypotheek werd verstrekt.
Was de limiet bereikt, dan werd vanaf dat moment overgegaan tot
bijstandsverlening ingevolge de Armenwet. Daardoor zal straks bij
de verkoop van de onroerende goederen wel blijken.dat de geno
men marges zodanig zijn, dat daaruit geen spanningen te verwach
ten zijn.
Mocht dat wel zo zijn, dan zal spreker daarop bijzonder attent
zijn.
Ten aanzien van de opmerking van de heer Broeders zegt spreker,
dat het gestelde onder b inderdaad een beetje te eng geredigeerd
is. Met de daaromtrent in de afdeling gemaakte opmerking kan
het college zich verenigen.
Hij stelt de raad vooronder b. op te nemen:"ons college te mach
tigende liquidatie van de BIMZ te regelen en datgene te doen enz.
De heer BARIJ merkt op, dat de wethouder gezegd heeft, dat
nog niet te overzien is wat er met het vermogen moet gebeuren en
op welke wijze dat moet gebeuren. Hij meent, dat dat geen reden
is om te ontkomen aan de wettelijke bepaling, waarin staat, dat
bij het besluit tot opheffing de bestemmingvan de bezittingen en
inkomsten geregeld wordt. Hij vreest, dat dit besluit het niet zal
halen, als niet aan deze wettelijke bepaling wordt voldaan,
Spreker denkt er aan het vermogen aan te wenden tot datgene wat
daaromtrent in de statuten is bepaald.
De heer SPANJER zegt, dat door de raad lof is toegezwaaid aan
het bestuur van de BIMZ. Bij hem komt de vraag op,of het colle
ge er zich aiover beraden heeft om de ontbinding van het bestuur
met enige entourage te omgeven.
De heer VAN DEN EEDEN zegt gerustgesteld te zijn door het
antwoord, dat hij op zijn tweede vraag heeft gekregen, omdat er
nogal een ruime marge blijkt te zijn aangehouden. Anderzijds,
zo zegt hij, zal men natuurlijk afhankelijk zijn van de marktprijs.
Er zouden spanningen kunnen voortvloeien uit een daling van de
markt. De toezegging van de wethouder.dat hij daarop attent zal
zijn, is toch wel een geruststelling voor hem.
WethouderVAN BOXTEL gelooft dat hij en de heer Barij naast
elkaar praten. Het is niet zo, dat het vermogen blijft zweven, doch
het vloeit af naar de algemene middelen van de gemeente, het
geen geoorloofd is.
De heer Barij mag in twijfel trekken of het besluit haalbaar zal
zijn bij hogere instanties, doch het college heeft,en dit is ook de
opvatting van deskundigen, de stellige overtuiging, dat het haal
baar is. Mocht dit niet zo zijn, dan moet aan het besluit geen uit-