25 NOVEMBER 1964. lijkheden van Breda. En als dat niet kan, mijnheer de voorzitter, is het dan niet zo, dat we allereerst onze verantwoordelijkheid moeten dragen, waar we die dragen künnen. Waar ik maar mee zeggen wil, dat we met onze oordeelsvorming - en misschien zelfs met onze besluitvorming - niet altijd behoeven te wachten op de andere partij. OPENBARE WERKEN. Over de stadsplanning werd bij de vorige algemene beschouwin gen vrij uitvoerig gesproken. Het door de Empeo, in samenwerking met de dienst van openbare werken, te verrichten structuuronder zoekkan, naar het zich laat aanzien, belangrijke basisgegevens ver strekken, waarbij met de sanering en ontwikkeling van onze stad rekening kan worden gehouden. We hebben er begrip voor, dat de resultaten van dit onderzoek nog geruime tijd op zich zullen laten wachten, maar met des te meer belangstelling zien we deze resultaten tegemoet. Over het hoogspoorplan hebben we dit jaar als raad een besluit genomen. Over de financiering wil ik nu niet spreken. In de komende jaren zal daar nog ruimschoots gelegenheid voor zijn. Of is deze zaak voor lopig nog niet aan de orde. Uit een perspublikatie meende ik te moeten opmaken, dat de uit voering - los van het financieringsvraagstuk waarvoor onze gemeen te staat - een groot aantal jaren was opgeschort. Ik wil Uwel zeggen, dat ik de uitvoeringvan de hoogspoorwer- kenvoor de harmonische uitgroei van de stad, na de gebiedsruil met de gemeente Prinsenbeek, bijzonder belangrijk vind, al ben ik ook met Uw college van oordeel, dat Breda de kosten daarvoor, zonder extra steun van de rijksoverheid, niet kan dragen. WONINGBOUW EN VOLKSHUISVESTING. Een van de meest klemmende vraagstukken van het ogenblik is nog altijd de voortdurende woningnood. Vorig jaar mocht ik met U van gedachten wisselen over de mogelijkheden van het door minis ter Bogaers geïntroduceerde beleid. Daarbij heb ik er op gewezen, dat in dit pluriform en expansief bouwbeleid ook kansen zouden lig gen voor de gemeente Breda, mede afhankelijk van de inzet van allen, die bij de woningbouw in Breda betrokken zijn. Met voldoening mag worden geconstateerd, dat Breda zich met voortvarendheid op dit nieuwe beleid heeft ingesteld. Gaarne hebben

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 594