25 NOVEMBER 1964.
596
gezegd - zonder zich daarbij aan een datum te binden - dat te zij
ner tijd het huisvestingsbeleid in discussie kan worden gebracht.
Ik besef zeer wel, dat het vraagstuk bepaald niet zo eenvoudig is.
Daar is de nood van de minst-draagkrachtige en b.v. de sociaal
ewenste samenstelling van de diverse stadswijken. Ik meen echter,
at we de moeilijkheden niet moeten ontwijken, doch er openhar
tig met elkaar over moeten praten. Vandaar mijn vraag, of Uw col
lege zich over dit vraagstuk reeds een oordeel heeft gevormd.
PERS EN PUBLICITEIT.
Met belangstelling namen we kennis van Uw mededeling, dat
de combinatiemogelijkheden met betrekking tot de publiciteit niet
alleen Uw belangstelling hebben, doch dat over de verwezenlijking
reeds beraad plaatsvindt.
In Uw antwoord aan de raad komt op pagina 24 onder volgnum
mer 72 een interessante beschouwing voor over het contact met de
pers. De indruk, dat het contact met de pers voor verbetering vat
baar is, kan - zo wordt gezegd - juist zijn.
Uw college zegt verder - mijns inziens terecht - dat t.a. v. de
pers, het beginsel van vrije nieuwsgaring en vrije kritiek dient te
worden erkend.
Is Uw college van oordeel.dat déze erkenning in het verleden, mis
schien wel foimeel, doch feitelijkniet voldoende tot zijn recht kwam?
Ik vraagt dat, mijnheer de voorzitter, omdat ik in een artikel in
"De Telegraaf" over de muziekschool het volgende las.
"In Breda zelf komt, volgens de heer Weller, de waarheid over
deze echt gebeurde streekroman nauwelijks aan het licht, omdat er
journalisten zijn, die voor een subsidie voor hun carnaval ook weer
van de heer Bastiaensen afhankelijk zijn".
Ik moet U- zeggen, dat dit mij nog niet was opgevallen.
Wat ervan zij: ik erken met U volledig het recht van de pers op
vrije nieuwsgaring en vrije kritiek. Ook al zijn er wel eens aanwij
zingen, dat ook de pers er moeite mee heeft, om een objectieve
voorlichting en berichtgeving te verzorgen. Belangrijk acht ik al,
dat hiernaar wordt gestreefd.
Anderzijds acht ik het het goed recht van de overheid om - rekening
houdend met de op dit terrein geldende gebruiken - zelf te bepalen
wanneer en op welke wijze nieuws wordt vrijgegeven.
Beperking in de publiciteit kan soms geboden zijn. Gezien de