599
25 NOVEMBER 1964.
terugkomen op zijn verklaring - een merkwaardige, en voor mij
ook onduidelijke situatie laat voortbestaan.
Mijnheer de voorzitter,
Graag wil ik het college van burgemeester en wethouders dank
zeggen voor het vele werk dat in het afgelopen jaar werd verricht
envoor de prettige wijze, waarop de raad met Uw college kon be
raadslagen.
Dank wil ik ook brengen aan de vele ambtenaren en werklieden,
die hun deskundigheid en arbeidszaamheid ten dienste stellen van
onze gemeente.
Hun werk wordt niet altijd zo duidelijk gezien. Maar het wel
slagen van het vele werk dat verricht moet worden is - en we be
seffen dat zeer wel - in belangrijke mate afhankelijk van hun zorg
en toewijding.
Moge onze gezamenlijke arbeid strekken tot heil van onze ge
meenschap en allen die hier wonen.
Ik dank U voor Uw aandacht.
De heer VIS zegt het volgende:
In vele gemeenten van ons land is het ditmaal nog moeilijker
dan in de voorafgaande jaren om te komen tot een sluitende begro
ting. De financiële situatie van de gemeente Breda vormt op deze
algemene regel geen uitzondering, zoals blijkt uit de bij de begro
tingvoor het dienstjaar 1965 gevoegde nota van aanbieding. Daar
in wordt bijv. gewezen op "het euvel van de niet zonder meer slui
tende begrotingen"waarmee in enkele woorden de huidige finan
ciële situatie vanvele gemeenten zeer goed is getypeerd. Terecht
wordtin de nota van aanbieding als hoofdoorzaak van dit euvel aan
gewezen de te geringe toevloed van middelen naar het gemeente
fonds door het te lage aandeelpercentage van dit fonds in de daar
voor in aanmerking komende rijksbelastingen. Ook bij vorige be
grotingsbehandelingen in deze raad is hier al eens over gesproken.
De huidige noodsituatie wordt echter nog verergerd door enkele
bijkomende factoren nl. de salarisverhogingen van het vorig jaar,
de prijsstijgingen en de hogere kapitaalrente. Het noodlottig ge
volg hiervan zal zijn dat de gemeenten in 1965 reëel minder zul
len kunnen besteden dan in 1964, terwijl er op allerlei gebieden
reeds achterstanden bestaan in de voorzieningen. Waartegenover
weer staat dat de behoeften aan allerlei door de gemeenten te tref
fen voorzieningen, mede als gevolg van de stijging van het algeme-