25 NOVEMBER 1964.
602
noodzaak het welvaarts- en welzijnspeil in de gemeente aan te tas
ten en worden tegelijkertijd gedwongen de ingezetenen nieuwe las
ten op te leggen. Het is geen wonder als er onder die ingezetenen
zijn die een dergelijke gang van zaken niet meer kunnen volgen.
Het beeld dat de begroting van de gemeente Breda vertoont is
dus allerminst uniek.
Om de stijging van de uitgaven op te vangen wordt door bur
gemeester en wethouders voorgesteld 1.200. 000,- van de her
waarderingsreserve voor extra-afschrijving op het actief straatver
lichting aan te wenden, waardoor de jaarlijkse lasten worden be
perkt met 113. 000, -.
Voorts delen burgemeester en wethouders mede dat geen kapitaals -
lasten voor de afvoerleiding Moerdijk zullen worden opgevoerd. In
de begroting voor 1964 werd hiervoor 337.000, - geraamd. Deze
2 posten vormen dus eenkostenverlagingvan rondf 490.000, -, het
geen echter volstrekt onvoldoende blijkt om de kostenstijgingen uit
anderen hoofde op te vangen.
Door het achterblijven van de uitkeringen uit het gemeentefonds
bij de algemene stijging van het kostenpeil, wordt de raad de laat
ste jaren bij de begrotingsbehandeling steeds weer gesteld voor de
beslissing t. a. v. een aantal maatregelen die bestaan uit het beper
ken van uitgaven, ofwel leiden tot verhoging van de inkomsten.
Het wordt echter steeds moeilijker om dergelijke maatregelen te
vinden, bijv, omdat de in een bepaald jaarverhoogde tarieven ook
in de toekomst van kracht blijven, waardoor ergens een grens wordt
gesteld aan verdere tariefsverhogingen. De nu voorgestelde maatre
gelen - vermeld in de nota van aanbieding op pagina 3 - geven mij
aanleiding tot het maken van enkele opmerkingen.
Ad. A De beoordeling van de begroting voor 1965 is op alle onder
delen scherper geweest dan normaal (Antw. p. 4.Dit betekent wel
iets meer dan "een kritische beoordeling", zoals aanvankelijk in
de nota van aanbieding (p. 3) was gestelden die altijd behoort plaats
te vinden.
Burgemeester en wethouders merken op dat het effect van deze maat
regel t. a.v. verschillende posten "niet zonder meer waarneembaar
is".
Daarwaar het effectwei duidelijk waarneembaar is, betreft het voor
al de beperking c. q. het afvoeren van bepaalde, meestal zeer nie
tige subsidieposten. Dit laatste levert naar schatting een kleine
5.000,-'óp, verdeeld over 25 organisaties. Het aantal organi
saties is imposanter dan het totale bedrag. Het mag misschien wel
een aardige illustratie zijn van de nijpende situatie van onze finan
ciën, als middel om die financiële situatie te verbeteren is het on
der de maat. Er zullen bovendien verschillende organisaties zijn,