605 25 NOVEMBER 1964. verzoekt de regering derhalve dringend deze uitvoeringsmaatre gelen op een zodanig tijdstip bekend te maken, dat hiermede bij de opstelling van de begroting voor het dienstjaar 1966 rekening kan worden gehouden, dit temeer omdat 1966 het eerste jaar zal zijn dat een vijfde gedeelte van de garantie-uitkering vervalt; is voorts van oordeel dat de financiële zelfstandigheid van de ge meenten - zoals beoogd met de nieuwe financiële-verhoudings regeling - slechts dan wezenlijke inhoud kan krijgen, indien aan de gemeenten - uiteraard binnen redelijke grenzen - voldoende middelen ter beschikking worden gesteld; besluit deze motie ter kennis te brengen van de ministers van bin nenlandse zaken en van financiën; en gaat over tot de orde van de dag. Mijn fractie waardeert het zeer dat het investeringsplan voor de komende tien jaar is ontvangen op een zodanig tijdstip dat be handeling ervan kan plaats vinden tezamen met de begroting. Het is een bevestiging van de stelling, die op p. 7 van de nota van aanbieding staat, nl. dat het investeringsplan in de praktijk is ge groeid tot een volwaardig beleidsinstrument. Bij nadere beschou wing blijkt dat bij een aantal onderdelen vrij aanzienlijke ver schillen voorkomen vergeleken met de bedragen die voor 1965 op het investeringsplan 1964 tot en met 1973 stonden. Dit is begrijpelijk entevens een bewijs dat het investeringsplan niet wordt gehanteerd als een star schema. Ten opzichte van één on derdeel, nl. no. B 14 (overige sportvoorzieningen) zou ik gaarne van burgemeester en wethouders willen vernemen waardoor het be drag voorf1965 bijna 600. 000, - lager is gesteld dan in het plan van het vorig jaar. Voorts maak ik uit het nieuwe investeringsplan op, dat in 1965 de congres- en tentoonstellingshal, waarvan ik in de hal een prachti ge maquette heb zien staan, wordt "afbetaald", terwijl ervoor de bouw nog geen rijksgoedkeuring is verkregen. Ik vraag mij af of op deze wijze de ons toegemeten krappe geldmiddelen wel op de meest nuttige wijze worden besteed. Komende tot het besprekenvan enkele hoofdlijnen van het ge meentelijk beleid, wil ik allereerst aandacht besteden aan de wo ningbouw. Voor het eerst sinds enkele jaren zijn er op dit gebied weer gun stiger perspectieven voor onze stad en in het bi jzonder voor de nog altijd grote groep van woningzoekenden, ook al zal waarschijnlijk het streefgetal van 900 woningen dit jaar niet worden bereikt. Door burgemeester en wethouders wordt in deze een zeer dynamisch be leid gevoerd dat geheel aansluit bij en zoveel mogelijk profijt

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 605