25 NOVEMBER 1964. 610 op p. 34 blijkt, in verschillende gemeenten of streken tot fluori dering overgegaan of is het besluit daartoe genomen. De weten schappelijke meningsvorming op dit gebied heeft, volgens het col legevan burgemeester en wethouders, zijn beslag gekregen en toch wil het college zich nog nader informeren "of verwacht kan worden of op korte termijn gemeentelijk of regionaal nog meer besluiten genomen zullen worden om tot fluoridering over te gaan en of ver wacht wordt dat deze besluiten spoedig gerealiseerd zullen worden". Deze informaties worden noodzakelijk geacht omdat er plaatselij ke problemen zijn die de besluitvorming bemoeilijken, zoals een dubbel concessiegebied binnen de gemeente. Het is mij allemaal toch niet erg duidelijk. Dient niet eerst de beslissing genomen te worden of tot fluoridering zal worden overgegaan (ik zou een der gelijke maatregel toejuichen), om daarna te trachten de technische problemen tot een oplossing te brengen. En als er dan al zulke gro te plaatselijke problemen zijn, waarom kan de raad daar niet over worden ingelicht, zoals trouwens twee jaar geleden al is toegezegd? Enkele dagen geleden hebben in de pers verontrustende cijfers gestaan over de criminaliteit in Breda, ontleend aan de criminele statistiek 1961 van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Daaruit blijkt dat Breda t. a. v. verschillende soorten delicten ver uitsteekt boven gelijke en grotere gemeenten in ons land en boven de pro vincie Noord-Brabant als geheel. Op welke wijze denken burgemees ter en wethouders deze criminaliteit te bestrijden? Daarbij richt ik •mij in de eerste plaats tot U, mijnheer de voorzitter, als hoofd van de politie, maar het lijkt me toch meer dan alleen een zaak van openbare orde, want er zal ook nagegaan moeten worden waardoor deze hoge criminaliteit wordt veroorzaakt, opdat eventueel ook an dere dan politionele maatregelen kunnen worden genomen. Als zo danig richt ik mij dan ook tot het college als geheel. Het antwoord dat burgemeester en wethouders hebben gegeven op een in de raadsvergadering van 15 april j. 1. door mij gestelde vraag met betrekking tot het uitgeven van een behoorlijk verzorgd jaarverslag acht ik weinig bevredigend. Als er op een vakkundige wijze een behoorlijk leesbaar verslag van wordt gemaakt en het wordt in een aantrekkelijk kleed gestoken, zal er bij de burgerij ongetwij feld wèl belangstelling voor bestaan. Ook lijkt het mij noodzake lijk dat wordt overgegaan tot aanstellen van een speciale ambtenaar voor het behartigen van de public relations. Over de onderlinge verhoudingen in de raad valt weinig nieuws te vermelden;dieis alvele jaren goed, al bestaan er uiteraard ver schillen van mening, die in het algemeen op een zakelijke wijze tot uiting worden gebracht. Het punt dat ons in het afgelopen jaar het meest heeft beziggehou den is de muziekschool geweest. Mijn fractie betreurt het dat er in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 610