621
25 NOVEMBER 1964.
binnenlandse zaken en financiën gewend voor het uitspreken van
Uw teleurstelling over deze gang van zaken. Moge Uw demarche
leiden tot een gunstige beschikking.
Mijnheer de voorzitter,
Kritiek uitoefenen is geen zware opgave, ook niet ten aanzien
van de uitwerking van de wet Financiële Verhouding Rijk - Gemeen
ten 1960.
Wij mogen echter niet over het hoofd zien dat wij thans weten wel
ke grootste bron van inkomsten wij kunnen verwachten, en dat wij
de mistbanken der subjectiviteit hebben verlaten en geen pendel
dienst naar Den Haag meer behoeven te organiseren voor het anti
chambreren.
Wij weten waar wij aan toe zijn; en voor het opmaken van de be
groting is dit zonder meer een eis, de begroting is reëel, en niet
zoals vroeger gedeeltelijk een luchtkasteel.
Uiteraard dienen wij te roeien met de beschikbare riemen, niet
verder te springen dan de stok lang is en niet teveel hooi op de vork
nemen. Met anderewoorden, streven naar een redelijk verzorgings-
peil zonder perfectionisme en afzien van die taken, waarvoor het
particulier initiatief met meer toewijding en vaak efficiënter kan
zorgdragen.
Dat Uw college er in geslaagd zijt een sluitende begroting
aan te bieden, stemt tot voldoening. Deze satisfactie wordt echter
in belangrijke mate getemperd door de voorgestelde verhoging van
inkomsten, zie zullen leiden tot lastenverzwaring van burgerij en
bedrijfsleven.
Uw standpunt, dat het bereiken van een sluitende begroting uit-
sluitend door beperking van uitgaven niet verantwoord zou zijn,
wordt door mij geenszins onderschreven.
Onder de huidige omstandigheden dienen ook de lagere overhe
den de tering naar de nering te zetten, mede in het belangvan het
algemeen welzijn van ons land.
De weg van de beperking van uitgaven is door Uw college ge
deeltelijk gevolgd, temeer valt het daarom op dat bepaalde be
grotingsposteneen aanmerkelijke stijging vertonen, een stijging die
niet alleen verklaard kan worden uit toegenomen salarissen endaar-
mede corresponderende sociale lasten.
Vooral tenaanzienvan de culturele sectorvraag ik mij af of wij
niet teveel uit de korf zonder zorgen leven. De subsidies voor lite
ratuur, muziek, toneel, beeldende kunsten, vorming en musea, zijn