25 NOVEMBER 1964.
622
sedert 1961 meer dan verdubbeld, zonder dat gesteld kan worden
dat wij in voornoemd jaar te Breda in een culturele woestenij ver
bleven.
De stijging der subsidies ten opzichte van vorig jaar bedraagt
ruim twee honderd duizend gulden, dat is tweemaal zoveel dan de
stijging in voorafgaande jaren.
Daarnaast dient dan nog afgewacht te worden hoe het resultaat
van de exploitatie van de stadsschouwburg uit zal vallen, debezoe-
kerscijfers, tot dusver, stemmen mij niet tot optimisme en een kos
tenstijging komt mij niet ondenkbaar voor.
Dat in de culturele sector door Uw college de rem worde aan
gezet lijkt mij onafwendbaar.
Door onze gemeente worden jaarlijks belangrijke bedragen be
schikbaar gesteld ten behoeve van het maatschappelijk werk.
Aan de efficiënte besteding van deze geldenrijst bij mij enige twij
fel wanneer het juist is dat, door gebrek aan coördinatie, overlap
ping van werkzaamheden plaats vindt.
Acht Uw college het onder deze omstandigheden verantwoord
tot aanzienlijk hogere subsidiëring over te gaan
De per 1 januari a. s. ingaande verhoging der a. o. w. -uitkerin
gen zal mijns inziens op de begroting van de dienst voor sociale za
ken een belangrijk hoger effect hebben dan is geraamd. In de toe
lichting wordt uitgegaan van een verhoging der uitkeringsbedragen
van 612,- en 570,- voor resp. gehuwden en ongehuwden. Het
verschil tussen 1 januari 1964 en 1 januari 1965 bedraagt echter
852, - en 768, -. Hieruitvolgt dat de stelpost aan de inkomsten
zijde met ca. 130. 000, - verhoogd kan worden.
Ook moet het niet uitgesloten worden geacht dat de verhoging
der weduwen-pensioenen tot een wat gunstiger budget kan leiden,
hetgeen eveneens kan gelden voor de voorgestelde wijzigingen in
de werkloosheidswet.
Uit het voorgaande zal het U duidelijk zijn dat ik, zonder meer,
niet overtuigd ben van de noodzaak van de voorgestelde lastenver
zwaringen, meer in het bijzonder ten aanzien van de leges van
bouwvergunningen, het ophalen van huisvuil en de verhoging van
het rioolrecht.