638 26 NOVEMBER 1964. hoogspoorplan, de aanleg van een of twee of zelfs wel helemaal geen vliegveld, van de positie van de raad en het niveau van ken nis van de raadsleden, het volkskarakter en de verhouding van pers en overheid in het algemeen. Uit deze korte samenvatting blijkt dat hier eigenlijk een zeven tal lezingen over gehouden zouden kunnen worden wanneer werke lijk uitputtend op deze terreinen zou worden ingegaan. Spreker meent dat het niet op zijn weg ligt en het ook niet de bedoeling van de sprekers is deze perspublicaties als uitgangspunt van gesprek te aanvaarden. Anderzijds zullen deze onderwerpen in de loop van zijn inleidend woord niet uit de weg worden gegaan. Allereerst gaat spreker in ophet door de heren Broeders en Kroon aangestipte probleem inzake de situatie van de raad. Is hij een re gerend en uitvoerend orgaan, zoals de gemeentewet dit orgaan kent en schildert, of is de raad veeleer tot een controlerend orgaan ge worden. Dit laatste is een veel gebruikte visie in de literatuur en wordt klaarblijkelijk ook door collega Boot gedeeld. Spreker wil zich van deze visie distanciêren omdat hij ze ei genlijk veel te beperkt vindt. De tijd van amateurisme is inderdaad voorbij; beschikt wordt over specialisten, deskundigen - desnoods professoren - die adviseren en de voorstellen vanacnter de groene tafel voorbereiden en begeleiden. Zijn daardoor nu de legislatieve bevoegdheden van de volksver tegenwoordiging, in casu dus van de raad, gedenatureerd? Spreker meent van niet en zulks temeer wanneer men zich afvraagt wat dat "controleren" naar zijn begripsinhoud al zo meebrengt. Dat zou kunnen zijn al naar gelang versnellen, vertragen, verdiepen, ver breden, interpreteren, onderzoeken, corrigeren, wijzigen, vragen stellen. Dit is, zo meent spreker, dan toch altijd nog niet of minder dan re geren met inachtneming van de zedelijke en bestuurlijke overtui ging van de raad en dus van de bevolking. En dit alles wordt in Nederland allesbehalve amateuristisch op gevat. Ten aanzien van onze regeerders wordt hierdoor juist steeds afgevraagd of ze inderdaad met de zedelijke overtuiging van de be volking rekening houden. Te constateren is wel een zeker accent en machtsverschuiving - ook in de publiciteit en in de politieke belangstelling - van de le gislatieve naar de uitvoerende macht, op gemeentelijk niveau naar het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester -

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 638