646 26 NOVEMBER 1964. bereikt kan worden door min of meer ingrijpende maatregelen. Slechts omvang en aard van de te treffen maatregelen lopen uit een, met dien verstande, dat vrijwel overal getracht moet worden de noodzakelijk groeiende stroom van uitgaven zoveel mogelijk in te dammen, voorzover dit althans zonder schade voor het voor- zieningspeil mogelijk is. Daarbovenuit moeten maatregelen getroffen worden om de onaf wendbare uitgavenstijgingen op te kunnen vangen door middel van verhoging van verschillende eigen inkomstenbronnen. Eigen inkomstenbronnen in tegenstelling tot de naar omvang belang rijkste middelenbron: de uitkeringen uit het gemeentefonds. n Deze voornaamste inkomstenbron wordt volledig bepaald en beperkt door het nieuwe statuut sedert I960: de Financiële Ver houdingswet 1960. Deze wet gaat uitvan het principevan deobjectieve verdelingvan de middelen over de gemeenten bij een gegeven beschikbarehoe- veelheid aan middelen. De omvang van de middelen wordt be paald door het procentueel aandeel in de opbrengst van de rijks belastingen. Dit principe van de wet wordt door de regering tot nu toe absoluut gehandhaafd, hetgeen blijkt uit het feit, dat tot nu toe de bepa lingen over de aanvullende bijdrage uit het gemeentefonds in de praktijk niet zijn toegepast. De bereidheid om in de toekomst op dit punt uitvoering te geven aan de wetsbepalingen is ook niet ge bleken. Naast de geobjectiveerde middelenvoorziening is duidelijk merkbaar de invloed van de totale economische situatie van ons land, welke nationaal de noodzaak inhoudt tot beperking van de overheidsuitgaven, dus ook van de toedeling van middelen aan en uit het gemeentefonds. Het is nu wel duidelijk geworden, dat de regering ook voor de gemeenten gebruik maakt van de norm, welke wordt aangehouden voorde maximale jaarlijkse groei van de rijksuitgaven. Deze mar ge is voor de gemeente - mede gezien de afwijkende structuur van de uitgaven - absoluut onvoldoende. Hoe onbevredigend deze situatie op zich ook genoemd mag wor den, de gemeenten zullen er rekening mee moeten houden. Nog zeer onlangs is in de commissievergadering voor behandeling van de begroting van binnenlandse zaken door de minister zonder om wegen te kennen gegeven, dat de gemeenten rekening moeten houden met het feit, dat de huidige economische situatie geen ver dere verhoging van de middelen van het gemeentefonds toestaat. Dit alles noopt tot een scherpe beoordeling en noodzakelijke beperking van de uitgavensector en anderzijds tot het treffen van maatregelen tot het verhogen van de - in de verhouding tot de ge-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 646