26 NOVEMBER 1964.
651
slag van de berekening van de belasting is nog steeds de kwanti
teit en niet de kwaliteit van het afgevoerd water. Omtrent de las
tenverdelingten tijde dat gezuiverd moet worden is thans nog niets
te zeggen.
Informatie raadsafdeling financiën.
Met deafdeling is door burgemeester en wethouders reeds over
leg gepleegd over de werkwijze van de afdeling. Dit overlegwordt
momenteel uitgewerkt en zal leiden tot een regelmatige informatie
van de afdeling. Overwogen wordt na behandeling van belangrijke
punten de fractie-voorzitters (niet leden van de afdeling) onmid
dellijk te informeren.
Voor een goedbegrip herinnert spreker er aan dat de afdeling géén
commissie van bijstand is, maar een afdeling van de raad. Dit
criterium bepaalt mede op welk moment de afdeling zal moeten
worden geïnformeerd.
Over de door de heer Vis ingediende motie wil spreker iets zeg
gen omdat die zeer sterk het financiële gebied bestrijdt.
Zoals reeds is medegedeeld is de belangrijkste uitvoeringsmaat
regel van de financiële verhoudingswet nu wel bekend en boven
dien is bekend, dat Breda limietgemeente zal zijn.
Het zwaartepunt van de motie lag op dit terrein en de kracht van
de motie is dus grotendeels daardoor vervallen.
Wat de tweede alinea van de motie betreft, waarin gezegd wordt,
dat het de laatste jaren nodig is geweest over te gaan tot beduiden
de verhoging van een aantal heffingen en tarieven, moet spreker
toch wel stellen, dat nietverlangd kan worden, dat de gemeente
lijke inkomsten alleen maar verhoogd zouden moeten worden voor
zover deze uit het gemeentefonds komen; ook de eigen inkomsten
moeten hun deel bijdragen om de hogere uitgaven te dekken.
Ten aanzien van de vierde alinea, waarin wordt aangedrongen
op vaststelling van het aandeelpercentage mede gebaseerd op een
onderzoek naar de werkelijke behoeften van de gemeenten, heeft
hij toch wel begrip en waardering voor de toezegging van de bei
de betrokken ministers, welke inhoudt, dat een onderzoek zal wor
den ingesteld naar de structuur van de rijksuitgaven enerzijds en
de gemeentelijke uitgaven anderzijds. Dit onderzoek is inmiddels
op gang gebracht en de ministers stellen, dat (zie blz. 4 van het
ontwerp van Wet tot vaststelling van de begroting van inkomsten
en uitgaven van het Gemeentefonds voor het dienstjaar 1965, zit
ting 1964 - 1965 nr. 7800D):
"indien de resultaten van dit vergelijkend onderzoek de noodzaak
van een verdere wijziging van deze verhouding zouden aantonen,