26 NOVEMBER 1964.
663
deerd dat er in de gesprekken met de partner moeilijkheden zou
den zijn, dit is beslist niet het geval. Hoe meer echter tot de zaak
wordt doorgedrongen, hoe meer men tot de ontdekking komt dat
bepaalde facetten een verdere snelle opgang van deze zaak in de
weg kunnen staan.
Het heeft weinig zin om voor het Bredase bedrijf alleen over fluo-
riseren te spreken. Zeker als men de toekomstige ontwikkeling van
de stad daarin betrekt, dan is het duidelijk dat nu er zo'n groot ge
deelte van Breda wordt bediend door een ander waterbedrijf, dat
daar altijd een gezamenlijk besluit op moet vallen. De partner
heeft echter nog neelwat andere belangen te verzorgen dan alleen
de stad Breda.
Als de grens van het Bredase territoir is bereikt dan kan het fluor
niet uit het water worden gehaald, heel West-Brabant ontvangt dan
fluor. En daarmede zit de gesprekspartner voor een probleem wat
in een heel andere orde van grootte ligt dan voor Breda.
Voorzover fluoridering in den lande ter sprake komt kan men -
een enkele uitzondering daargelaten - alleen maar spreken van
fluoridering op papier.
Dit is een zaak die wel bijzonder intrigeert, het is dan ook de be
doeling tot een nadere oriëntatie te komen omtrent de motiverin
gen, waarom deze reeds genomen besluiten als maar niet tot uit
voering komen. Er zijn wel vermoedens en getracht wordt de juist
heid van deze vermoedens te bevestigen.
Het heeft, zo vervolgt spreker, weinig zin om om de financiële
brij heen te draaien. Er is vandaag - en bij elke begrotingsbeschou
wing zal datwelhet geval zijn - al heel wat gezegd over financiën.
Collega Meijs heeft al een heel romannetje voorgehouden en het
heeft al heel weinig zin om te ontkennen dat fluoridering ergens
een heel stuk financieel problematiek vertegenwoordigt.
Wil men gaan fluorideren dan moet men zich onmiddellijk gaan
beraden over devraag, hoe te financieren. Daarbij zijn twee moei
lijkheden. Men zou de kosten kunnen spreiden over de gehele wa-
terafname, wat zou gaan betekenen dat iedere consument, onge
acht zijn eigen situatie, daarin geraakt en betrokken zal worden.
Op voorhand wil spreker al zeggen dat het nauwelijks overwogen
kan worden dat bijvoorbeeld het industrieel areaal van Breda in dit
opzicht in de kostprijsspreiding zal mogen worden betrokken. Dit
lijkt spreker niet eens haalbaar en niet verteerbaar.
De logische consequentie daarvan zou zijn, dat men de volle zwaar
te van de kosten dan zou verhalen op de kleine consumenten, de
niet industriëlen dus.
Dit kan alleen als middels een verhoging te werk gegaan wordt.
Er moet worden gekomen tot een besluitneming die mede zou kun
nen worden ingegeven door de financiële situatie waarin de ge
meente verkeert.