26 NOVEMBER 1964, De VOORZITTER heropent de vergadering. De heer BROEDERS moet allereerst opmerken, dat als de heer Melzer heeft gesproken over een uitdaging, dit op een verkeerd be grip van de situatie duidt. Het was veeleer de bedoeling de heer Melzer de helpende hand toe te steken, spreker gelooft dat dit ook inderdaad is gebeurd, en dat die helpende hand ook is aangenomen, hoewel met enige tegenstribbelen. Maar dat is in dergelijke gevallen niet ongebruikelijk. Overigens is deze zaak voor spreker tot volledige voldoening opgelost en dat verheugt hem. Zo is het bedoeld en spreker hoopt, dat de heer Melzer het ook zo opvat. De voorzitter heeft in zijn antwoord nog al veel gesproken over de taak van de raad, spreker gaat daar nu niet verder op in. Spreker wil alleen constateren, dat ieder, die zich voor het werk van de raad inzet, ervaart, dat er nog een grote taak voor dit orgaan is weggelegd en er in een gemeente als Breda heel wat werk door de raadsleden te verrichten. Spreker wil nog een enkele opmerking plaatsen over de verhouding pers-overheid. De voorzitter heeft hieromtrent naar sprekers me ning een zeer juiste typering gegeven, een typering, waarmede spreker het volledig eens is. Er is daarbij gezegd:er moet geen over spanning komen; spreker zou ook willen zeggen: er moet geen te lage spanning komen. Er moet inderdaad spanning blijven en dan is de typering wel volledig. Spreker twijfelt er geen moment aan, dat de wethouders bereid zullen zijn informaties etc. aan de pers te verstrekken, maar men moet waken tegen bedrijfsblindheid op dit punt in die zin, dat men vindt, dat zaken, die men zelfbe langrijk acht, ook voor de pers belangrijk moeten zijn. Vaak is het juist zo, dat de pers in bepaalde bijkomende zaken aanleiding ziet tot publikatie over te gaan. Dit vraagt een aparte instelling en het kennen van de wereld van de pers. Daarom vraagt spreker zich af of dit nu wel in voldoende mate aanwezig is bij burgemeester en wethouders en bij de ambtenaren, met alle waardering, die spre kervoor instelling en bekwaamheid van de ambtenaren heeft. Spre ker gaat daar nu niet verder op in, maar hij zou deze gedachte in haar algemeenheid gaarne inde aandacht van burgemeester en wet houders willen blijven aanbevelen. Een punt, waarover spreker nog gaarne iets wilde zeggen is de ver plaatsing van de kermis. Spreker is daar zelf een paar maal gaan zien en zich gaan oriën teren, en hij moet zeggen, dat hij het bijzonder prettig heeft ge vonden. Spreker was tevreden over opstelling en geluidsvolume en over de manier, waarop men een en ander had opgelost. Het ver heugt hem dan ook maar alleen.dat ook van de belangrijke instel lingen, die bij deze zaak belang hebben, zulke gunstige geluiden zijn gehoord.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 678