687
26 NOVEMBER 1964.
Spreker heeft er met bijzonder veel waardering kennis van ge
nomen, dat burgemeester en wethouders het met de strekking van
zijn motie eens zijn.
Spreker heeft er kennis van genomen, dat de heer Broeders het even
eens eens is met de strekkingvan de motie en hij zal nu nog gaar
ne vernemen hoe de andere fractievoorzitters hier tegenover staan.
Voor spreker is essentieel, dat op dit moment op de een of an
dere wijze uiting wordt gegeven aan de bezorgdheid. In welke vorm
dit gebeurt is voor spreker niet essentieel.
Er zijn nu twee mogelijkheden:
In de eerste plaats zou spreker zich kunnen voorstellen, dat burge
meester en wethouders komen tot de opstelling van een adres, dat
in de volgende vergadering aan de gemeenteraad zou kunnen wor
den voorgelegd. De tweede vorm is, dat burgemeester en wethou
ders zelf volledige vrijheid krijgen om een brief op te stellen, waar
in de gevoelensvan de raad tot uitdrukking worden gebracht, zoals
dit ook in de motie is gebeurd. Spreker zou zich nl. kunnen voor
stellen, dat burgemeester en wethouders ineen dergelijke brief ook
de verfijning voorde grote agglomeraties willen betrekken en even
tueel nog enkele problemen, die hierbij direct betrokken zijn. Als
burgemeester en wethouders tot dit laatste zouden besluiten zou
spreker toch willen vragen of een dergelijk schrijven aan het se
niorenconvent ter inzage zou kunnen worden verstrekt.
De heer KROON heeft door de veelheid van notities, die hij bij
de beantwoordingvan de algemene beschouwingen heeft gemaakt,
geen gelegenheid gehad deze te ordenen. Spreker zal echter trach
ten de diverse notities samen te vatten.
Spreker wil allereerst zeggen, dat hij het prettig vond, dat de
voorzitter nog is ingegaan op het citaat van burgemeester Boot over
de taak van de raad en dat de voorzitter daarover ook zijn mening
heeft ten beste gegeven.
Het is spreker opgevallen, dat de voorzitter de woorden van zijn
collega wel niet woordelijk onderschrijft, maar toch ook constateert,
dat er een zekere machtsverschuiving heeft plaats gehad, waardoor
overigens de taak van de raad zeker niet wordt gedenatureerd. Zelfs
ook niet, wanneer zij meer een controlerend orgaan dreigt te wor
den.
Juist daarin komt volledig tot uitdrukking, dat de raad zijn eigen
taak nogvolledig doet: aandringen op versnelling, uitoefening van
de controle, bijsturen, benoemen,vragenstellen enz.. Spreker ge
looft ook wel dat men er op bedacht moet zijn dat machtsverschui
ving kan plaats vinden.
Ten aanzien van de criminaliteit in Breda blijkt ook de voor
zitter tot de conclusie te zijn gekomen, dat het voorhanden ma
teriaal zeer ernstig is, en niet alleen erg genoeg om er aandacht