712 26 NOVEMBER 1964. Wat het hoogspoorplan betreft heeft spreker begrepen, dat de fractievoorzitters in hun algemeenheid, met uitzondering van de heer Quadekker, achter het plan blijven staan, zoals dit bij ge deputeerde staten is ingediend. Spreker zou de heer Quadekker toch echt willen vragen op deze re gel geen uitzondering te maken. Spreker gelooft n. 1.dat het voor de toekomstige stadsontwikke ling van eminent belang is, dat de wijken ten noorden van de spoor weg veilig gesteld worden. Het plan is met grote deskundigheid samengesteld. Er is daaromtrent met de spoorwegen een vergelijk bereikt, en de gemeente heeft zich ten opzichte van de spoorwe gen verbonden dit plan te gaan uitvoeren. Nu juist de strijd gaan de is om de nodige dekkingsmiddelen te verkrijgen voor het plan zou het een steek in de rug zijn, als raadsleden, die aan de be sluitvorming hebben medegewerkt, zich zouden gaan bedenken, en dan op losse gronden, en in het geheel niet deskundig voorbe reid gaan suggereren dat het met een bedrag van 20 miljoen ook wel kan. Spreker ziet in hetzelfde kader ook een krantenbericht van enige dagen geleden, waarop van de zijde van de gemeente acuut is gereageerd, omdat dit zo van die berichten en geluiden zijn, die ergens bij de hogere instanties de geneigdheid zouden kunnen doen ontstaan om te zeggen: Breda wil nu dat hoogspoor plan wel, maar zelfs in de raad en in de pers is men van mening, dat die gemeente er geen geld voor heeft en dat het niet de ideale oplossing is. Spreker meent, dat de raad zich deze verantwoordelijkheid goed bewust moet zijn en dat voor Breda alleen maar het beste kan wor den bereikt als de raad ten volle achter dit plan blijft staan. Spreker gelooft dat dit ook gerust kan, gezien de gedegen voorbe reiding van dit plan. Het is voor Breda een levensnoodzaak om de stad inderdaad leef baar te houden. De heer Vis heeft gezegd, dat hij zich kan voorstellen, dat het bijzonder moeilijk is om een nieuw streefgetal vast te stellen, en dat hij er wel genoegen mede kan nemen dat getracht zal worden zoveel mogelijk huizen te bouwen, waarbij geprobeerd wordt het vroeger genoemde streefgetal van 1000, zo mogelijk nog iets meer, te bereiken. Spreker gelooft, dat daar, wat betreft bouwactiviteit en het beschikbaar hebben van grond, wel in zal worden geslaagd, maar de stijging van rente en bouwkosten zou er wel eens toe kun nen leiden, dat het allemaal minder snel zal gaan, dan men het allemaal wel zou willen hebben. Er is bovendien de moeilijkheid, dat het streefgetal niet meer is te baseren op het aantal ingeschreven woningzoekenden en wo ningnoodgevallen, omdat in de voorafgaande discussie wel duide lijk is gebleken, dat deze gevallen, zoals ze nu zijn ingeschreven, praktisch niet zijn te verhelpen, ook niet bi j zeer sobere nieuwbouw.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 712