27 NOVEMBER 1964.
721
Vorig jaar bij de begrotingsbehandeling heeft spreker er op geatten
deerd, dat onze "kuil" weer een jaar dichter bij het moment van
volgestopt zijn was gekomen. Datzelfde zou hij nu weer kunnen
herhalen doch er zijn nog andere factoren, die inmiddels gezorgd
hebben, dat we nog geen 10 jaar met de "kuil" meer zullen doen.
In zijn antwoord heeft het college gesteld, dat het moment in 1967
daar zal zijn. Toch heeft het college blijkbaar in het afgelopen
jaar geen gelegenheid gevonden dit hele vraagstuk met een nota
aan de raad aan de orde te stellen.
Wel wordt in het antwoord op het centraal rapport gesteld, dat het
probleem van de vuilverwijdering toeneemt. Wordt met "vuilver-
wijdering" te kennen gegeven, dat aan een bredere opzet is ge
dacht of is de idee van compostering losgelaten, vraagt spreker
af. In het laatste 10-jaren plan staan de kosten van een vuilver-
werkingsbedrijf (zie post C. 5) nog op dezelfde plaats als vorig
jaar.
Het verwondert spreker, dat hoewel de "kuil" in de helft van de
destijds geraamde tijd vol zal zijn, daarin toch geen aanleiding
werd gevonden deze post in de tijd naar voren te schuiven. Een
lichtpuntje ziet hij wel in het feit dat er in 1966 en 1967 25.000,-
voor geraamd is. Hij vraagt of deze posten betrekking hebben op
voorbereidingskosten.
Spreker vraagt zich, gezien de schildering, die hij van de huidige
situatie heeft gegeven, af of het psychologisch wel juist is, dat de
overheid voortgaat met vuil in kuilen of op hopen te storten. Onge
twijfeld wordt hierdoor afbreuk gedaan aan het streven om de be
volking tot een betere wegwerpmethode op te voeden. In het jaar
verslag over de activiteiten van de WEB heeft hij gezien, dat de
voorziening van de vuilwaterafvoermogelijkheden tot zijn activi
teiten behoort. Hij vraagt zich af of het niet nuttig en nodig is ook
de vuilverwerking middels de WEB of anderzijds in het intergemeen
telijk overleg te betrekken.
Spreker's fractie wacht met spanning op het deskundig technisch
advies, dat het college overweegt te doen uitbrengen.
De heer KRAMER vindt, dat het een moeilijke zaak is te spre
ken over de reinigingsdienst; vooral voor de toekomst voorziet hij
grote moeilijkheden. Breda moet niet alleen een aantrekkelijke
plaats blijven voor vestiging maar óók voor de bewoners. De leef
baarheid is in grote mate mede afhankelijk van de opbergplaats
van het huisvuil. Hij begrijpt het voorstel tot tariefsverhoging voor
de huisvuilophaaldienst doch een kostprijs dekkend tarief acht hij on
mogelijk. Het is toch ook een stukje volksgezondheid, dat hierme<-
de gemoeid is. Vandaag gaat het om de prijs van de emmers; het
voorstel is niet besproken in de commissie voor het vervoerbedrijf.
Volgens spreker's berekening moeten de emmers ongeveer 25, -
per jaar gaan kosten, waar nog wel 100% bij zal komen als we moe
ten komen tot een kostprijs dekkend tarief.