27 NOVEMBER 1964. 729 ALGEMENE DIENST. HOOFDSTUK I wordt zonder beraadslagingen vastgesteld. HOOFDSTUK II. De heer KRAMER heeft over het personeelsbeleid weinig te zeg gen, omdat de gegevens hieromtrent zeer gering zijn. Hij meent wel te mogen zeggen, dat de ambtenaren zich voldoende van hun taak bewust zijn, hetgeen een eerste vereiste is, omdat het dienst betoon aan de gemeenschap de zin van het werk moet zijn. Met betrekking tot de werkwijze en de frequentie van het bijeen komen van de commissie van overleg heeft hij nog wel een op merking. In het afgelopen jaar kwam de commissie één maal bijeen nl. in mei en toen werden de notulenvan de vergadering van maart 1963 goedgekeurd. Deze frequentie vindt spreker te laag, Zelfs bij het mankeren van een agenda zullen bijeenkomsten om de 3 of4 maan den gebruikelijk moeten zijn; althans wanneer men het overleg iets wil laten betekenen voor alle betrokken partijen, Spreker vraagt of er een oorzaak is voor deze rigoureuze beperking van het aantal vergaderingen. Hij doet de suggestie, dat de 4raads- leden in de commissie een soort vooroverleg krijgen met de wet houder van personeelszaken. Deze 4 kunnen dan de overige leden der commissie inlichtingen verstrekken. De heer MENDES zegt dat op pag. 23 onder volgno. 22 is ge antwoord: "Of het reëel is raadsleden zittende qualitate qua in een commissie of stichting, geen raadsafdeling zijnde, voor het bijwonen van de ze vergaderingen een vergoeding toe te kennen, dient telkens op eigen merites te worden bezien". Spreker heeft zich over dezevraagin het centraal rapport wel enigs zins verwonderd, omdat hij het een typisch voorbeeld van discri minatie vindt het ene lid vergoeding toe te kennen en het andere niet. Hij is er dan ook niet voor. Er is echter nog een andere kant aan deze kwestie. Het is spreker opgevallen, dat overheidsbesturen er de laatste jaren veel meer behoefte aan hebben zich over allerlei onderwerpen te laten voorlichten door deskundigen uit de burgerij en dat ze dan commissies gaan vormen. Hij heeft voor deze gang van zaken voor zichzelf enige argumen ten gevonden: le. datmen denkt, dat er in de vertegenwoordigende lichamen niet voldoende deskundigen aanwezig zijn om de gewenste advie zen te verstrekken; 2e. dat men de adviezen, die men van ambtelijke zijde krijgt wil toetsen aan een vergelijken met die van deskundigen uit de burgerij.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 729