736
27 NOVEMBER 1964.
Hij acht het door het college gegeven antwoord op de doorhem be
doelde vragen dan ook volkomen juist. We moeten met alle mo
gelijke middelen trachten deverkeersovertredersop te sporen. Ten
slotte vraagt spreker of artikel 20 van de algemene politieverorde
ning wordt toegepast nu het gewijzigd is.
De heer VIS zegt, dat hij vorig jaar uitvoerig gesproken heeft
over de nakeuring, bedoeld onder volgno. 152c en dat hij bij de
voorbereiding van deze begroting daarover geen vraag in het cen
traal rapport heeft laten opnemen.
Dit jaar had hij niet over de nakeuring willen spreken, omdat er
vorig jaar een afspraak gemaakt is, dat deze aangelegenheid nog
nader door een commissie uit de raad zou worden bekeken. De na
keuring is al herhaalde malen onderwerp van gesprek geweest in de
raad en naar aanleiding daarvan, doch niet alléén daardoor, heeft
de voorzitter een artikel in "De Gemeente" van 8 februari 1963 ge
schreven. Daarin heeft de voorzitter zijn bezwaren tegen de hui
dige rijksfilmkeuring uiteengezet. Voor deze bezwaren kanspreker
begrip opbrengen hoewel hij ze beslist niet allemaal onderschrijft.
Mede naar aanleiding van bedoeld artikel is er een bespreking ge
weest in het seniorenconvent. Deze is erop uitgelopen, dat de me
ningvan de overgrote meerderheid der aanwezigen was, dat er wel
licht een poging te wagen zou zijn om de huidige keuring van de
Vereniging van Nederlandse Gemeenten voor gemeenschappelijke
filmkeuring op katholieke grondslag om te vormen in de geest zo
als dat door de voorzitter beschreven was.
Spreker was de enige, die bezwaar had tegen deze gang van zaken.
Hij wilde echter de ontwikkeling afwachten. De tweede reden, waar
om spreker hierover geen vragen heeft gesteld, was dat, zoals ook
in het antwoord staat, te verwachten is, dat de minister binnenkort
een wetsontwerp tot wijziging van de bioscoopwet bij de Tweede
Kamer zal indienen. Een dag of tien geleden heeft de minister ge
zegd, dat hij ook op het gebied van de filmkeuring zal trachten de
knoop door te hakken.
Na het betoog van de heer van der Werff heeft spreker er behoefte
aan alsnog eens zijn mening uit te spreken, dat de gemeentelijke
nakeuring principieel onjuist is en uit de tijd. Hij hoopt dat met de
wijziging van de bioscoopwet de mogelijkheid geschapen wordt de
nakeuring te Breda op te heffen ofwel, dat die niet meer nodig zal
zijn. Als dit erg lang zou duren, zou het weieens kunnen gebeuren,
dat hij bij een volgende gelegenheid zijn stem aan deze post niet
meer kan geven. Ten aanzien van het betoog van de heer van der
Werff zegt spreker nog, dat hij bij vorige gelegenheden ook reeds
heel sterk heeft aangedrongen op een positieve beoordeling van de
film, hij meent dat dat veel belangrijker is en voor wat dat be
treft kan hij het betoog van de heer van der Werff volkomen onder
schrijven.