27 NOVEMBER 1964. 747 Spreekster vraagt of hierop op gemeentelijk niveau geen toezicht mogelijk is bijv. door de stichting bejaardenzorg, omdat juist over deze kleine pensions nogal wat klachten zijn zoals onvoldoen de verwarming op de kamers en zelfs onvoldoende voeding, ter wijl de gehele behandeling soms te wensen overlaat. De heer VAN DER WERFF zegt, dat het beleid van de wethou der zijnerzijds met algehele instemming wordt gevolgd. Hij pleegt een voorzichtige, verantwoorde en geruisloze uitbreiding van ta ken. Verantwoord omdat het apparaat van de administratie niet plotseling te veel belast wordt. Het antwoord op de vraag van mevrouwde Bonte ziet spreker met belangstelling tegemoet. Hij valt nog steeds over het woord "tand- verzorging" bij volgno. 188. Hij vraagt zich af of er verband be staat tussen het onderzoek, dat punt c van de tandverzorging uit maakt en anderzijds het probleem fluoridering dan wel of daar door het college totaal geen verband wordt gezien. De heer BARIJ wil graag een vraag stellen naar aanleiding van de problematiek van het revalidatie-instituut. In maart 1964 is er een krediet gegeven om een onderzoek in te stellen naar de mo gelijkheden van een revalidatie-instituut. De directe aanleiding daartoe, zo werd in het voorstel gezegd, was dat Moederheil een nieuwe bestemming moest hebben. Met Moederheil werd toen overeengekomen.dat er tot 15 mei 1964 gelegenheid zou zijn om de mogelijkheden te bestuderen. Mocht de tijd tekort zijn, zo zei de wethouder toen, dan zal er op zakelijke weg wel een oplossing te vinden zijn. Spreker vraagt of - nu we een half jaar over de gestelde tijd zijn - men langs zakelijke weg een oplossing heeft kunnen vinden en zo ja hoe deze weg dan geplaveid is. Wethouder VAN BOXTEL zegt, als antwoord aan mevrouw de Bonte, dat hij geen al te optimistisch geluid kan laten horen over de wet op de bejaardenoorden.De wet staat nog tezeer inde kin derschoenen voor wat zijn uitwerking en zijn doorwerking betreft om daaruit nu reeds op zinvolle wijze een conclusie te kunnen trek ken. Spreker houdt het voor mogelijk, dat het aantal bejaarden oorden in de provincie opeen gegeven ogenblik zodanig zal wor den, dat één inspecterend ambtenaar niet voldoende zal zijn;dan zal deze zaak echter nog tot de competentie van het provinciaal bestuur blijven behoren. Te dien aanzien heeft de gemeente geen eigen taak, althans niet een gemeente van de omvang als Breda. De kleine pensions met weinig bejaarden, waar mevrouw de Bonte op doelde, vormen een moeilijke zaak. Binnen het kader van de wet heeft het gemeentebestuur geen com petentie om daaraan iets te doen. Wanneer de ontwikkeling van de situatie daar op dit punt aanleiding toe geeft, meent spreker dat wijziging van de wet wel mogelijk is, doch nu is de mogelijk heid voor de gemeentebesturen om toezicht uit te oefenen niet aanwezig.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 747