748 27 NOVEMBER 1964, Spreker meent, dat mevr. de Bonte zich vergist voor wat het aan tal bejaarden betreft; zij heeft 8 genoemd doch hij meent zeker te weten dat dit 5 moet zijn. Spreker vervolgt, dat het het gemeentebestuur interesseert hoe de wetswerking zich ontwikkelt. Daarover wordt zelfs vaak gesproken in de stichting bejaardenwerk, maar een ingreep in deze procedure anders dan via contact met de provinciale instantie is niet moge lijk. Dit contact vindt wel plaats, maar de uitwerking daarvan is naar buiten uit zeker niet altijd waarneembaar. Spreker verzoekt de heer van der Werff zijn vraag over de school - tandverzorging te willen herhalen. De heer VAN DER WERFF zegt, dat de vraagwas of er verband bestaat tussen het steekproefsgewijze onderzoek en eventuele voor stellen over fluoridering. Wethouder VAN BOXTEL zegt dit een listige vraag te vinden, waarover hij vandaag geen duidelijke uitspraak wil doen. Het zou kunnen gebeuren, dat het resultaat van het onderzoek de indicatie voor fluoridering ondersteunt. Overigens is het nog te vroeg om daar een oordeel over uit te spreken, doch hij meent dat dit door de heer van der Werff ook niet verlangd wordt. De vraag van de heer Barij is iet of wat prematuur zegt spreker. Er is een duidelijk schriftelijk antwoord. Spreker vindt het niet verstandig om over dergelijke belangrijke zeer gevoelig liggende zaken, die binnen het eigen milieu nog volop aan de orde zijn, in het openbaar vragen te stellen, omdat de beantwoording van dergelijke vragen dan uiteraard vaag moet blijven. Hij kan de heer Barij echter gerust stellen. De onderhandelingen zijn in volle gang en de beleidsbeslissing zal waarschijnlijk binnenkort genomen kun nen worden. Of dit positief dan wel negatief zal zijn daarover kan hij zich nu nog niet uitlaten. De raad en ook het college zijn ten deze aan niets gebonden. De termijn van 15 mei is er een geweest, die in de samenspraak met de verschillende partners inderdaad vigeerde. Destijds heeft spreker daarvan reeds gezegd, dat daarop een uitwijkmogelijkheid aanwezig was. Deze uitwijkmogelijkheid is ook nu nog concreet aanwezig, doch spreker kan daarover de heer Barij geen medede lingen doen, niet omdat hij dat niet zou willen, maar omdat het niet mogelijk is. Verder wil spreker toch wel de indruk, die mo gelijk door de heer Barij is gewekt, als zou de tijd van voorberei ding onevenredig lang duren, wegnemen. Het feit, dat in maart 1964 een voorbereidingskrediet werd gegeven voor het wetenschap pelijk onderzoek, waarvan vandaag nog niet de juiste resultaten ter tafel liggen, behoeft niet te betekenen, dat de zaak niet met de nodige aandrang is aangepakt.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 748