27 NOVEMBER 1964.
753
over dit probleem zal nadenken om na te gaan of er op de een of
andere wijze aan het verlangen zijnerzijds tegemoet kan worden
gekomen, al weet hij nu nog niet op welke wijze dit zou moeten
gebeuren. Verder denkt hij, dat de huren, die uit dergelijke bouw
zouden resulteren, ook consequenties met zich zouden meebren
gen en het is de vraag of die huren zouden passen bij de categorie
mensen, waarvoor men die grotere woningen zou bouwen. Deson
danks wil hij dit probleem nog wel eens bekijken, doch hij meent
op voorhand reeds, dat voor grote gezinnen ruimte zal moeten ge
vonden worden in de bestaande bouw door middel van het huisves
tingsbeleid.
Hetzelfde antwoord past eigenlijk op de vraag, die mevr., de Bonte
gesteld heeft. Voor de bejaarden zal er naar mate er meer op
schuivingen plaatsvinden in de flatwoningen wel meer ruimte ko
men. In de toekomst zal de ruimte in de flats voor de bejaarden
nogaantrekkelijker worden door centrale verwarming en door aan
sluiting op het centraal antennesysteem. Spreker gelooft ook, dat
het mogelijk is om nog wat meer service-flats te bouwen, zodat
toch het eigen gezinnetje kan blijven bestaan en waarbij de accom
modatie meer aangepast is bij oude mensen. Anderzijds gelooft
hij, dat het nog wel eens zou kunnen blijken, dat die kleine hui
zen toch eigenlijk niet uitgerust zijn met het comfort, wat voor
oude mensen eigenlijk gewenst is.
Wethouder VAN BOXTEL antwoordt aan de heer van den Eeden,
dat hij gelooft, dat men toch ook de ogen niet mag sluiten voor
de objectieve gegevens, waaruit blijkt, dat de gezinssterkte van
thans lager ligt dan in het verleden. Dat doet echter niets af aan
het verschijnsel dat er een aantal grote gezinnen is, dat in moei
lijkheden verkeert op woonruimte lijk gebied. Spreker kan de heer
van den Eeden verzekeren, dat bij het vrijkomen van grotere wo
ningen het eerst gedacht wordt aan de grotere gezinnen en met na
me aan de langdurig ingeschrevenen. Het grote probleem is dat
dergelijke woningen zo weinig in getal vrijkomen, zodat op deze
manier slechts een paar gevallen per jaar geholpen kunnen worden.
Spreker zou nominatief aan de heer van den Eeden kunnen aanto
nen, welke gezinnen in de loop der jaren op deze wijze werden
geholpen. Hij geeft toe, dat er nog een 50 grote gezinnen reste
ren, waarvoor het heel moeilijk is een geschikte oplossing te vin
den. Dat deze mensen met lede ogen aanzien, dat degenen, die
korter ingeschreven zijn, eerder geholpen worden vindt spreker heel
menselijk en hij kan dat ook best begrijpen, doch hij kan daarvoor
een zeer concrete verklaring geven. Ten aanzien van de gezinnen
waarop de heer van den Eeden gedoeld heeft bestaat de ervaring,
dat de huurmogelijkheden van een dusdanig laag niveau zijn, dat
het aanbieden van een passende woning zelfs in de komende jaren
onmogelijk zal zijn. Pogingen om die gezinnen in te passen bij
de verdeling mislukken telkens weer op grond van het feit, dat de