754 27 NOVEMBER 1964. huur, zelfs in de bestaande bouw, te hoog is. Desondanks wil spreker zich blijven inspannen om ook voor deze mensen een oplossing te vinden, ook al zijn de mogelijkheden om hulp te bieden nog zo gering. Waar de heer van den Eeden een beetje te sterk de nadruk op dit probleem gelegd heeft, niet dat het dat niet waard is, wil spreker met een extreem voorbeeld aangeven, dat voor grote gezinnen bepaald wel iets gedaan wordt. Nog niet zo lang geleden zijn voor een gezin met 16 kinderen twee woningen samengevoegd tot een. Op de normale wijze had men dit gezien binnen de eerste tien jaar beslist niet kunnen helpen. Dit soort ingrijpende maatregelen kan zo maar eens een enkele keer genomen worden; in het voor liggende geval werd dit volkomen verantwoord geacht. Aan de heer Barij antwoordt spreker, dat het getal 14 in het schrif telijk antwoord juist was op dat moment, doch dat er inmiddels weer enige tijdverlopen is, zodat het aantal vorderingen thans 17 bedraagt. Voor het feit, dat er slechts 1 vordering na een rechte lijk vonnis is geweest, terwijl er in het schriftelijk antwoord ge steld is, dat de vorderingsbevoegdheid vrijwel uitsluitend gehan teerd wordt ten behoeve van diegenen die tengevolge van een von nis hun woningen moet verlaten, kan spreker zo l'improviste geen antwoord geven. Het kan ook voorkomen, dat woningen gevorderd worden, die wel iswaar niet bij een vonnis betrokken zijn, doch wel ten behoeve van iemand, die door zo'n vonnis getroffen is. Ten aanzien van de vraag van mevr. de Bonte stelt spreker, dat in de stichting bejaardenwerk op het ogenblik een gedachtenwis- seling gaande is over het probleem van de huisvesting der bejaar den ook buiten de bejaardentehuizen. Met mevrouw de Bonte is spreker het eens, dat dit in de toekomst een heel groot probleem aat worden. Hij gelooft, dat men naar een daaraan aangepast ouwbeleidzal moeten streven. Voor de woningbouw is thans ech ter een keuze gemaakt, waaraan in het belang van de oplossing van de woningnood niet te ontkomen was. De heer VAN DEN EEDEN zegt, gelet op de voortvarendheid van de wethouder goede moed te hebben, waar deze toegezegd heeft, dat hij zich nog eens over dit probleem zal buigen. Met betrek kingtot hetgeen wethouder van Boxtel heeft gezegd over de te ho- e huur zegt spreker, dat het hem voor komt, dat dit maar een westie is van tijdelijke aard en dat voor die tijd een tijdelijke oplossing moet kunnen worden gevonden. Mevrouw DE BONTE zegt alle begrip tehebbenvoor de huidige situatie, doch als zij dan van de wethouder van sociale zaken hoort, dat men het voor de bejaarden maar op de overschotten laat aan komen, dan vindt zij dit een trieste zaak. Zij vindt, dat de be jaarden in hun laatste levensdagen, wel enige mogelijkheden voor huisvesting moeten hebben.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 754