757 27 NOVEMBER 1964. Hij heeft de indruk en ook wel enige aanwijzingen hiervoor dat men het met iedere aangeslagene nog niet helemaal eens is en het zou hem niet verwonderen dat de totale opbrengst nog iets hoger dan 138. 000, - zal zijn. Deze 138. 000, - zijn dus opgebracht door 3 cent per kubieke meter te heffen en dat wil dus zeggen dat iedere cent heffing een opbrengst betekent van 46.000,-. Vorig jaar is door burgemeester en wethouders voorgesteld de kubiekemeter prijs te verhogen van 3 op 4 cent. Toen is er niet gesteld dat als de op brengst voor 1963 138. 000, - zou zijn dat voor 1964 met een op brengst van 4/3 x 138. 000, - 184. 000, - zou kunnen worden gerekend. Thans vragen burgemeester en wethouders een verhoging van 2 cent per kubieke meter afgevoerd water, omdat 90. 000, - nodig is om de begroting 1965 sluitend te maken. Spreker is van mening, dat waar het hier gaat om een heffing, die opgelegd wordt aan een kleine groep van ondernemingen, die in ze kere zin de kurk zijn, waarop het maatschappelijk bestaan drijft en waar dit juist die kleine groep betreft, die toch van grote economi sche betekenis voor Breda is, dat men bij de toepassing van derge lijke heffingen bijzonder voorzichtig moet zijn en het zeer nauw met de rechtvaardigheid zal moeten nemen. Zonder iemand een verwijt te maken, vraagt hij zich af of het nu wel rechtvaardig is deze kleine groep te belasten, In eerste aanleg is er een vergissing begaan, doch thans beschikt men over cijfers die de werkelijkheid vrij nabij komen. Kan thans met de 58. 000, - die in 1963 teveel zijn geheven rekening worden gehouden? Toen was 80. 000, - nodigom de begroting 1963 sluitend te maken, ter wijl de werkelijke opbrengst 138. 000, - zal zijn. Hij weet dat hij een moeilijk"punt aansnijdt, maar toch meent hij dat het een overweging waard is om na te gaan om alvorens de nieu we heffing wordt opgelegd, hiermede rekening te houden. Een twee de punt is dat naar zijn mening er geen rekening is gehouden met het feit dat de door de industrie geloosde hoeveelheden water elk jaar een stijgende lijn vertoond. Dit is in tegenstelling met het ant woord van burgemeester en wethouders op het centraal rapport, waar in vermeld staat dat men moet aannemen dat de hoeveelheden ge loosd water een constant karakter dragen. De ervaring leert echter en de cijfers zijn er om dit te bewijzen, dat dit uitgangspunt onjuist is. Zoals spreker reeds eerder in zijn betoog tot uitdrukking heeft ge bracht, worden deze grote bedragen aan rioolrecht opgebracht door een zeer kleine groep industrieën. Ofschoon hij niet de gelegenheid heeft gehad om dit bij alle aangeslagenen na te gaan, heeft hij het bij een van de belangrijke industrieën na doen gaan en aan de hand van dit onderzoek kanhij mededelen, dat bij deze industrie de hoe veelheid geloosd water in 1962 stellende op 100, in 1963 120 be droeg en in 1964 te ramen is op 133. Deze grote onderneming be-

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 757