27 NOVEMBER 1964. 758 taalt i deel van de totale som aan rioolrecht. Wellicht zullen deze cijfers niet voor alle ondernemingen maatgevend zijn maar spreker is van mening, dat evenmin op grond van deze cijfers gezegd kan worden dat de hoeveelheden constant zijn. Hij is van mening dat dit een natuurlijke zaak is omdat de industrie in Breda een bloeiend leven leidt, wat expansie teweeg brengt. Deze expansie brengt mede dat er grotere hoeveelheden water wor den geloosd. Bovendien moet men niet vergeten dat het constant blijvend koelwater het kleinste deel van het geloosde water betreft. Voor een zeer belangrijk deel is het geloosde water een onderdeel van het produktie proces. Spreker hoert hierbij geen namen te noe men, doch het zal eenieder duidelijk zijn op welke bedrijven hij doelt. Bij deze bedrijven is het logisch dat waar deze bedrijven ex panderen, het waterverbruik en de lozing daarvan ook expandeert. Met deze expansie, zo benadrukt hij, is in het verleden en ook bij het huidige voorstel geen rekening gehouden. Niemand kan voor de 80 belastingplichtige ondernemingen met zekerheid de expansie weergeven doch hij meent dat het niet rechtvaardig zou zijn testel len dat verhoging van de opbrengst met 90.000,- een tariefswij ziging van 4 op 6 cent nodig zal maken. In het antwoord van burgemeester en wethouders op het centraal rapport heeft spreker gelezen, dat het nodig is dat er langzamer hand een zekere nivellering komt tussen datgene wat de kleine lo zer beneden de 1.000 m3 water betaalt en de prijs, die de industrie per m3 water betaalt. Dit uitgangspunt is naar zijn mening onjuist, omdat er een wezenlijk verschil is tussen het door de industrie ver bruikte water en de kleinverbruiker. Bij de industrie is dit een pro- duktiemiddel. Dit is bij de kleinverbruiker zeker niet het geval. Dit betreft in het algemeen huishoudelijk verbruik. Al met al is spreker van mening dat het natuurlijk erg eenvoudig is om de industrie er maar weer voor te laten opdraaien. De indu strie zal dit wel weer betalen. Maar hij gelooft, dat de rechtvaar digheid de raad gebiedt het voorstel van burgemeester en wethouders om het rioolrecht voor 1965 van 4 cent te brengen op 6 cent per ku bieke meter geloosd water, niet te volgen. Hij wil de raad en burgemeester en wethouders vragen zich nog eens ernstig te beraden en geeft burgemeester en wethouders in overwe ging het huidige voorstel terug te nemen omdat hij de vaste over tuiging heeft, dat de benodigde 90.000,- toch worden verkregen ook zonder de voorgestelde verhoging. Zo dit naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet mogelijk zou zijn dan stelt hij voor de verhoging slechts voor W]o toe te passen en het tarief te stellen op 5 cent per m3 geloosd water. Tenslotte vraagt spreker aan burgemeester en wethouders of zij zich thans willen uitspreken over de vraag of de industrie inde toekomst voor wat betreft het rioolrecht met rust gelaten zou kunnen worden. De heer VAN CAULIL vraagt zich af wat nu voor het rioolrecht tariefbepalend is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1964 | | pagina 758