759
27 NOVEMBER 1964.
Bij handelsartikelen is dit de kostprijs en de bijkomende kosten. Voor
de huurvaststelling van woningen zijn dit de bouwkosten.de grond -
kosten en de onderhoudskosten. De gemeente Breda ziet kans om
grond uit te geven aan de hand van gecalculeerde prijzen, waarin
de verwervingskosten en de kosten van bouwri jpmaken zi jn berekend.
Spreker begrijpt niet goed waar burgemeester en wethouders het recht
vandaan halen om het tarief van het rioolrecht zoals thans voorge
steld, vast te stellen.
Naar zijn mening zouden bij deze tariefstelling de aanlegkosten en
de kosten van onderhoud een rol moeten spelen.
Onder volgnummer 254 van de begroting vindt hij een bedrag van
117. 000,-voor onderhoudskosten van de riolering en daarom vraagt
ij zich af of de 2e factor, nl. de kostprijs, al zou het met nacal
culatie, taxatie of naberekening moeten zijn, niet is vast te stel
len. Bij deze methode zou dan een tarief kunnen worden vastgesteld
dat gebaseerd is op de kostprijs en kosten van onderhoud.
Dit zou dan een basis-tarief kunnen zijn. Op dit tarief zijn vele va
riaties mogelijk, nl. tarieven voor groot- en klein-verbruikers en
ook voor grote en kleine vervuilers. Bij de tarieven van de gemeen
telijke nutsbedrijven wordt ook rekening gehouden met grote ver
bruikers. Daarom is er op dit punt, redenerende vanuit dit basista
rief, wel degelijk een variatie mogelijk voor de groepen, die door
de vorige spreker genoemd zijn.
Spreker vraagt zich af of het niet mogelijk is om in de toekomst de
door hem berekende kostprijs van de rioleringen vast te stellen. Het
zal voor de leden van de raad dan mogelijk zijn te beoordelen of de
tariefstelling per m3 afgevoerd water 4 of 6 cent zal moeten zijn.
Thans kan hij dit alles niet overzien en hij is van mening, dat er
geen enkel raadslid op een verantwoorde manier een beslissing kan
nemen. Gaarne zou hij van burgemeester en wethouders willen ver
nemen of zij deze toezegging zouden willen doen. Bij de bereke
ning zou in ieder geval een splitsing gemaakt dienen te worden tus
sen de straat- en rioolbelasting.
Tot op heden acht spreker de tariefstelling een slag in de lucht. Hij
zal echter niet tegen het voorstel stemmen omdat thans getracht
moet worden een gat in de begroting 1965 te stoppen en daarvoor
haalt men het geld uit de riolering.
De heer QUADEKKER zegt dat hij zich met de heer Gielen, die
hij zou willen betitelen als de industriële senior van de raad, in goed
gezelschap bevindt.
Hij heeft zich de luxe gepermiteerd in zijn algemene beschouwingen
te zeggen: "Watzal Breda zijn zonder industrie en U moogt daarbij
niet denken als de industrie weggaat.Dan valt er niets meer te ha
len".
Hierop wilde spreker terugkomen en hij meent nog een klein facet
te mogen aanvullen, hetgeen hij gemist heeft in het betoog van de
heer Gielen.