27 NOVEMBER 1964.
762
kunnen ingaan om de tariefsverhoging voorlopig uit te stellen, dan
wil spreker voorstellen de verhoging van tarief alleen toe te passen
op de vuilwaterlozers.
Wanneer deze opbrengst bij het overschot, dat door de heer Gielen
is berekend, wordt geteld zal wellicht het gefixeerde bedrag wor
den gehaald.
Wethouder MEIJS merkt op, dat de heer Gielen in zijn betoog
tot uitdrukking heeft gebracht dat het rioolrecht reeds driemaal de
sluitpost van de begroting is geweest en dit is natuurlijk niet juist.
Er waren meer inkomstposten, die door wijziging van de tariefstel
ling, voor meer inkomsten moesten zorgen en daardoor mede dien
de tot het sluitend maken van de begroting.
Dat het geraamde bedrag voor 1962 geheel afweek van de werke
lijke ontvangsten is heel goed te verklaren. Op het moment van de
raming waren nog geen gegevens van de bedrijven voorradig. In 1963
heeft men voor de eerste maal kunnen vaststellen hoeveel de op
brengst was. Indien de heer Gielen stelt dat dit volgens de gegevens
138. 000, - is,terwijl nog een bedrijf daaraan moetworden toege
voegd dan klopt dit niet helemaal, omdat de 138.000, - de som
is van de reeds gei'nde bedragen en de aanslag die voor dit ene be
drijf nog moet worden vastgesteld.
Spreker deelt mede, dat om precies te zijn de opbrengst in totali
teit 140. 000, - zal zijn. Dit geeft dus een kleine afwijking.
Het is natuurlijk zo dat een klein gedeelte van de industrie getrof
fen wordt. Men kan zich afvragen of dit wel billijk is, maar wan
neer in aanmerking genomen wordt wat ook in het antwoord op het
centraal rapport gezegd wordt dat de vergoeding die thans gevraagd
wordt nog niet neerkomt op de helft van de kosten, dan kan spreker
toch bepaaldelijk niet zeggen, dat dit tarief onevenredig hoog is.
Vervolgens heeft de heer Gielen, zo zegt hij, er op gewezen dat de
opbrengst over het eerste jaar onjuist geraamd was waardoor er een
overschot ontstond. Hij stelde daarbij de vraag of dit overschot zou
kunnen worden gebruikt om het huidige tekort te dekken. Spreker
betoogt dat het volkomen ongebruikelijk is dat bepaalde overschot
ten van een bepaald jaar worden gebruikt om de kosten op een be
paalde post van de begroting in een opvolgend jaar te dekken.
Overschotten op een dienstjaar worden overgebracht naar de saldi-
reserve. In verband met de permanentheid van het tekort zou het
gebruiken van een eenmalig overschot dit tekort niet nivelleren.
Zou dit voorstel van de heer Gielen worden opgevolgd dan zullen
burgemeester en wethouders bij de volgende begroting toch weer met
een tariefsverhoging moeten komen.
Spreker is van mening, dat dan terecht gesproken zou kunnen worden
van een herhaaldelijk terug komen, wat minder prettig aandoet.
Burgemeester en wethouders zijn het er volkomen over eens dat het
niet prettig is om telkenmale bepaalde aanslagen te verhogen en be
paalde groepen, hetzij groot of klein, extra te gaan belasten.
De heer Gielen, zo zegt spreker,heeft min of meereen berekening